30
de zoon zijner dochter, Jan van Blois. Een conflict met de heer
van Bergen deed deze, in 1365, het graven van vesten bespoe
digen het volgend jaar verleende hij aan Tolen een uitge
breide keur, die als het stadsrechtprivilege mag worden aan
gemerkt In 1380 werd Jan van Blois opgevolgd door zijn
broeder Guy toen deze, onder schulden bedolven, in 1397
stierf, keerde de stad tot de grafelijkheid terug. Maar niet
minder dan de heren bevorderden de graven het welzijn der
jonge stad. Een der laatste regeringsdaden van hertog Ael-
brecht was de verheffing der kerk tot een collegiale door de
instelling van een college van negen kanunniken 2omstreeks
dezelfde tijd werd een begin gemaakt met de vernieuwing van
het gebouw, voorbeeld van Brabantse gotiek, waarmede tot
ver in de 16e eeuw werd doorgegaan toen het schone geheel
voltooid werd dat met het stadhuis de voornaamste bouw
kundige glorie van het stadje uitmaakt (afb. 8 en 9). In 1410
werden de schorren ten noorden van Dalem- en Vijftien-
honderdgemeten-polder ingedijkt, waardoor wel de Toolse
zoutnering van de naastbij gelegen bron van grondstof werd
beroofd, doch het overstromingsgevaar van die zijde werd
voorkomen, terwijl de daar ontstane akkerbouw aan de stad
nieuwe welvaart toevoegde. Dat de vlastienden door Jacoba
van Beieren, die Tolen korte tijd in lijftocht kreeg, werden
afgeschaft, accentueert het agrarisch karakter der stad. En
toen, tegen het midden der 15e eeuw. door inpoldering aan
de zuidzijde van Schakerloo de ,,uyterste palen" van het
grondgebied waren bereikt en door de vorming der Buitenstad
de omvang der veste was voltooid tot onze tijd, had Tolen zijn
hoogtepunt bereikt.
Kort daarop echter trof haar de ramp, die de opgang der
stad volkomen brak. Op 16 mei 1452 woedde een brand,
waardoor vijfzesde der huizen werd vernield. En niet uit de
gemakkelijk overdrijvende pen van een middeleeuwse kroniek
schrijver vloeit dit bericht in het privilege van 15 september,
waarbij Filips de Goede de financiële maatregelen voor de
herbouw trof, wordt gezegd dat de stad tot op een zesde was
1Het is mij volkomen raadselachtig hoe prof. mr. R. Fruin, De pro
vincie Zeeland en haar rechterlijke indeeling p. 111, dit kon ontkennen;
in de art. 4854 wordt herhaaldelijk van poert" gesproken. Doch de
rechtspraak over zware delicten kreeg Tolen eerst bij het groot-privilege
van 1477.
2) Dat Jan van Beaumont reeds zulks zou hebben gedaan zoals zijn
biograaf dr. S. A. Waller Zeper en op diens voetspoor Van Empel en
Pieters aannemen, wordt, zoals A. Hollestelle al heeft opgemerkt, door
niets aannemelijk gemaakt.