DE AMBACHTSHEERLIJKE RECHTEN IN
ZEELAND EN HET RECHT VAN AANWAS
IN HET BIJZONDER
door
Ir. G. HOMAN
N.B. De hiernavolgende bijdrage is oorspronkelijk geschreven als scriptie voor de
Technische Hogeschool te Delft en opgenomen in de bibliotheek van de afdeling
geodesie dezer hogeschool.
INLEIDING
Bij het opmaken van het plan van toedeling in de herverkaveling
Schouwen-Duiveland werd door het gelijknamige waterschap de wens
naar voren gebracht alle zeedijken aan dit waterschap toe te delen.
Voor een deel waren deze dijken reeds eigendom van het waterschap,
maar voor een aanzienlijk deel waren de zeedijken in handen van parti
culieren. Omdat het onderhoud toch al ten laste van het waterschap
kwam werd bovengenoemde wens redelijk geacht en werd nagegaan in
hoeverre hieraan tegemoet kon worden gekomen.
Toedeling van grond in het herverkavelingsblok in de plaats van de
door particulieren ingebrachte zeedijken vormde geen probleem. De grote
moeilijkheid was dat de particuliere eigenaren van zeedijken veelal rechts
opvolgers der voormalige ambachtsheren waren. Behalve de eigendom
van de zeedijken hadden deze meestal ook het recht van aanwas. Wanneer
dit recht van aanwas niet los te denken was van de eigendom van de
zeedijk dan zou de zeedijk weer aan de oorspronkelijke particuliere
eigenaar moeten worden toegedeeld, omdat de Herverkavelingscommissie
Zeeland anders grote bedragen aan schadevergoeding aan deze particu
lieren zou moeten betalen voor het verlies van het recht van aanwas.
Na ampele besprekingen kwam men tot de conclusie dat recht van
aanwas zonder eigendom van de zeedijk moeilijk aanvaardbaar was.
Recht van aanwas zonder grondeigendom waaraan deze aanwas kon
aangroeien leek onmogelijk. In eerste instantie is dan ook besloten geen
wijziging te brengen in de eigendomstoestand van de zeedijken.
De navolgende studie tracht aan te tonen dat het recht van aanwas
van de voormalige Zeeuwse ambachtsheren een afzonderlijk zakelijk recht
is, onafhankelijk van de eigendom van de zeeoever waaraan deze gronden
1