van toedeling uitmonden in de akte van toedeling. Dit uitgangspunt heeft het bezwaar dat het openbare lichaam bij het plan van toedeling wel be zwaar kan maken tegen het opnemen van beperkte zakelijke rechten die rusten op aan dit lichaam toegewezen wegen of waterlopen, maar dat dit bezwaar niet verder gaat dan deze rechten zelf. Tegen de toewijzing van de weg of de waterloop is dan geen verzet meer mogelijk, hoewel deze toewijzing door Gedeputeerde Staten door het lichaam geaccepteerd is in de veronderstelling dat het een toewijzing van de volle eigendom zou zijn. Dit bezwaar geldt vooral voor de openbare lichamen aan wie de wegen en waterlopen, op pag. 33 onder b genoemd, zijn toegewezen. Hier treedt een nieuwe eigenaar op van wie het niet zeker is dat hij met de bestaande rechtstoestand op de hoogte is. Aan dit bezwaar zou tegemoet worden gekomen door ook in dit geval, waarin men veronderstelt dat de levering van de eigendom eerst geschiedt bij de overschrijving van de akte van toedeling, de beperkte zakelijke rechten die rusten op wegen en waterlopen op te nemen in het besluit van Gedeputeerde Staten. Een voordeel van laatstgenoemd uitgangspunt is dat de rechthebbende van een oud zakelijk recht de mogelijkheid heeft om bij het plan van toedeling zijn bezwaren in te dienen. 2. 2 Het regelen van oude zakelijke rechten die gevestigd zijn op andere objecten dan wegen en waterlopen Het plantrecht en het recht van grasetting kunnen bijvoorbeeld geves tigd zijn op dijken. Alleen in die gevallen waarbij het object, waarop het oud zakelijk recht rust, nagenoeg gelijk blijft lijkt mij een regelen van dit recht mogelijk. Dit recht dient dan te worden opgenomen in het plan van toedeling. Het vestigen van deze oude zakelijk rechten op objecten waarop deze vóór de ruilverkaveling niet gevestigd waren acht ik overeenkomstig de opvatting neergelegd in IV. 1. 1 niet mogelijk. Het ambachtsheerlijk visrecht strekt zich in de regel uit over alle wate ren in het gebied van de ambachtsheerlijkheid. Hoe sterk dit visrecht in bepaalde ambachtsheerlijkheden in Zeeland nog leeft blijkt uit de ervarin gen die in de herverkavelingsgebieden zijn opgedaan. Toen na de ramp van 1953 de cultuurtechnische werken in uitvoering kwamen werd aller eerst gewerkt aan een nieuw ontwateringsplan. Vele kavelsloten en water lopen waren dichtgeslibd en onbruikbaar geworden, een nieuw stelsel van sloten en waterlopen werd gegraven. Bovendien waren tengevolge van de dijkdoorbraken grote kreken ontstaan. De ambachtsheer oefende direct zijn visrecht uit op alle nieuwe wateren waterlopen en kreken zonder dat iemand hiertegen in verzet kwam. 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1962 | | pagina 51