voedsel benodigt te hebben en te consumeeren. De vissen werden in regenwater in glazen flessen ge houden". Van de Perre meent, dat dit Bomme inter esseren zal en vraagt wat het voor een organisme zijn kan. Het antwoord van Bomme is niet bekend. Voor het Middelburgs departement van het Zeeuwsch Genootschap hield Bomme twee maal een voordracht, n.l. op 5 Juli 1784 „De Natuur Wetten proefondervindelijk ontdekt op de Natuurlijke His tory of de geschapen stoffelijke weezens op dezen aardkloot zich bevindende toegepast" en op 7 De cember 1785 „De Natuur Wetten, proefondervinde lijk ontdekt, toegepast op de Stoffelijke Lichamen op dezen Aardkloot, byzonder in 't Rijk der Delfstof fen". Beide voordrachten zijn aanwezig in de hand schriften-verzameling van het Zeeuwsch Genoot schap (nos4194 en 4282). Voor de verzamelingen van het Genootschap stond Bomme af en toe zoölogische objecten af, o.a. in 1773 een fles met enige boormossels uit stenen van de hoofden vóór Westkapelle; in 1776 schelpen van eendenmossels en enige Millepora. Dit was voor het bestuur van het Genootschap aanleiding om Bomme te verzoeken het naturaliën- kabinet te ordenen. Waarop hij antwoordde (brief van 2 Juli 1776) dat hij zich vereerd voelde „dat zijn hulp versogt (wordt) tot het in orde brengen van het Naturaliën Cabinet. Niets zal mij aange namer zijn, dan iets te konnen toebrengen ten Nutte der Weetenschappen en tot Luister van ons Genootschap zo veel mijn bekwaamheid, en Tijdt, toe laaten". Drie jaar later (brief no 884) schrijft hij dat hij „hebbe verstaan dat de beide Naturaliën Kas sen reeds in de zaal van het Genootschap zijn ge- plaats. Zo mijn Vrouw een weinig beeterd (zij had op 22 Juni 1779 „een toeval van beginzels van be roerte" gehad) hope in de week voor de grote ver gadering nog aan de schikking te gaan". In 1777 schonk hij een Nereïde-worm op liquor en in 1780 vissen en insecten op liquor. Aan deze museale arbeid van Bomme herinnerde Vernhout. Voor het kabinet van natuurlijke historie kocht het Genootschap ook enkele voorwerpen aan uit Bomme's nalatenschap (Vernhout, 1919, p. 105). In 1778 werd te Middelburg opgericht het Teeken Collegie, later, sedert 1784, Teeken Akademie ge naamd. Het was een gezelschap van kunstbescher mers, de z.g.n. Honoraire Leden of Dirigerende Le den, en van uitoefenende tekenliefhebbers. De diri gerende leden waren notabelen van Middelburg, Vlis- singen, Zierikzee en Goes, die de nodige geldmidde len verschaften om de mogelijkheid te scheppen voor het doen geven van teken-, schilder- en gra- veerlessen aan twee groepen (1) „Inteekenaren, de welke een hunner zoonen laten onderwijzen" en (2) „Kunstoeffenaars die voor zig zeiven hebben inge- teekend" (Bomme, 1778b). Onder de kunstoeffe naars komt de naam voor van de zilversmid Johan Werner Gericke4). Er werd getekend „na het Pleis ter en na het Leeven". De lessen werden gegeven door enkele dirigerende leden en enkele kunstoefe- nende leden. Ook bouwkundig tekenen werd onder wezen, n.l. door C. Kayser, een der dirigerende le den. Het stadsbestuur stelde enige vertrekken bo ven de Stadswaag aan de Balans ter beschikking van de bijeenkomsten. Voor het beste werk werd elk jaar een prijs uit gereikt, een boek of een penning (De Man, 1921). Verscheidene penningen worden thans in het Zeeuws Museum bewaard. In October 1867 werden de les sen gestaakt. De Teeken Akademie bestaat heden ten dage nog, echter niet meer als vereniging van kun stenaars, maar als een fonds ter bevordering van de teken-, bouw- en schilderkunst (De Man, 1921, p. 17; Unger, 1966, p. 61 noot). Bomme was dirigerend lid en secretaris van dit college en hield bij de „Inwijing" een „Redenvoe ring" (Bomme, 1778b) waarin o.a. vele Zeeuwse schilders werden vermeld. Later hield hij nog een voordracht over de werktuigkunde. Zelf was Bomme ook een verdienstelijk tekenaar, zoals blijkt uit de figuren op de platen bij zijn pu blicaties, en ook uit enige originele, ten dele niet gepubliceerde tekeningen in een Bundel L. Bomme aanwezig in het Rijksmuseum van Natuurlijke His torie te Leiden. 5) Vijf jaren na Bomme's dood, in 1793, werd door P. Ackermans aan de Teeken Akademie geschonken een gipsen pleisterbeeld, vertonende de Larische vorstin Artemise, verzamelende in een urn de lijkas van haar gemaal. Het piëdestal van het beeld droeg het silhouet van wijlen den Directeur L. Bomme, en het opschrift obiit 173/2o88 en Ae 61. Het sil houet was door D. de Keyzer vervaardigd, en de in scripties waren van de hand van Thomas Gaal (De Man, 1921, p. 7). Een afbeelding van dit ontwerp voor een grafmonument werd bewaard in de Oud heidkamer in het Stadhuis te Middelburg (Catalo gus, 1910, p. 189); zij is in 1940 door brand verlo- 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1969 | | pagina 21