en mist hij het politieke instinct en de innerlijke overtuiging om de juiste
houding aan te nemen.
Na zoveel jaren past het ons niet een oordeel uit te spreken, anders dan
hetgeen een objectieve geschiedschrijving vereist. Het is met name deze
historische norm, die mij naar mijn gevoelen voorschrijft dit incident
in deze terugblik te vermelden. De algemeen onverdachte houding van het
Genootschap krijgt er des te meer relief door.
De voorzitter verhaalt ook uitvoerig hoe, door gebrek aan communicatie
"het hatelijk bordje" "Voor Joden Verboden", ,,dit symbool onzer machte
loosheid", zoals hij het noemt, op het museum werd aangebracht, juist toen
men overwoog het te sluiten.
Het vermelden waard is ook de mislukte poging van de wnd. commissaris
in de Provincie Zeeland, om het museum voor de provincie te naasten. "Hij
ried aan hiertoe mede te werken, daar anders het voortbestaan van het Ge-
8 nootschap zelf in gevaar werd gebracht. De Beauftragte zou hem nl. gezegd
hebben, dat hij, wnd. commissaris, ex officio voorzitter behoorde te zijn en
in die qualiteit secretaris, bestuur en leden had te benoemen".
Het leidersprincipe in het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen Men
is er echter in geslaagd het gevaar af te wenden.
Terugblikkend op de oorlogsjaren meen ik te mogen concluderen, dat de hou
ding van het Genootschap onverdacht is geweest. De werkzaamheden wer
den tot het uiterste beperkt en waren gericht op de instandhouding van het
Genootschap. Algehele staking der werkzaamheden zou geresulteerd hebben
in een uiteenvallen en bij de bevrijding een lacune hebben opgeleverd. Het
Archief uit de bezettingsjaren toont ook duidelijk de verminderde activiteiten.
Ik ben met mijn overzicht intussen de oorlogsjaren gepasseerd.
Nederland is herrezen. Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen heeft
zijn werkzaamheden hervat.
Wij dienen ons echter bewust te zijn, dat het Genootschap niet in een va
cuum leeft, maar deel uitmaakt van een complexe maatschappij. Zo staat
dus oo]< het Genootschap na de bevrijding, de werkzaamheden hervat heb
bend, in een Zeeuwse samenleving, die bezig is haar evenwicht te hervinden.
November 1945 verschijnt op ongelofelijk vies papier, waar de oorlog met
pollepels af te scheppen is, een brochure van de hand van Jhr. ir. J. de Ra-
nitz en ir. M. de Vink, getiteld "Er op of er onder". Het is bijzonder boeiende
lectuur. Basis van het betoog is een evidente liefde voor Zeeland en een ge
loof in Zeeland. In de analyse van de situatie anno 1945 gaat men zich te
buiten aan schromelijke overdrijving niet onbegrijpelijk overigens die
inmiddels door de feiten ruimschoots achterhaald is.
Niets en niemand wordt gespaard.
Van de Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap wordt gezegd, dat
zij al evenmin uitmunten door "een vooruitstrevende behandeling van de toch
waarlijk niet geringe Zeeuwsche vraagstukken".
"Ook dit gebrek aan cultureel leven heeft het vertrek van bekende Zeeuw
sche families bevorderd".
De macht van het Genootschap is kennelijk groot
Bepaaldelijk amusante lectuur vind ik de paragraaf "De Nekslag".
Dit is geen karate. Het is een poging tot voorlichting.