begonnen 20). De bedijking verliep voorspoedig mede door een buitengewoon droog voorjaar. Op 25 mei ontstonden er echter onder de meer dan 3000 man polderwerkers, merendeels uit Oost-Friesland afkomstig, wanordelijk heden. Een twaalftal soldaten, die de orde zouden gaan herstellen, werden bespot en ontwapend. Daarop werd door de gouverneur van Bergen op Zoom een detachement van 150 man gezonden ,,tot stuiting van verdere moed willigheden". De moeilijkheden zijn gestuit, want na de demping van het op roer, kwamen de hoogbaljuw en rentmeester Bewestenschelde met enige schepenen van Middelburg naar de polder. De voornaamste raddraaiers wer den onder een daartoe opgerichte galg „strengelijk gegeeseld". Een 300 tal oproerigen werd onder geleide van soldaten per schip naar Oost-Fries land teruggestuurd. Een berichtje in de Nieuwe Nederlandsche Jaarboeken 21zegt iets over de oorzaak ,,zo men meent doordien de prijzen der eetwa ren ook onder die arbeideren onmatiglijk gesteigerd waren". In de bedijkingscondities 22) van de Reigersbergsche polder wordt in art. 27 107 gesproken in verband met het verbod van „commotie ofte oproer" over hen, die de levei waarnemen. Het woord lavei of levei heeft meer dan een beteke nis. In de zin van het genoemde art. 27 betekent hetzij, die het sein geven voor de schafttijd of rusttijd. In Friesland was een lawei een korf, die aan een hoge paal kon worden opgetrokken ten teken van schaft- of rusttijd voor de veenwerkers. In een bron uit 1577, vermeld in het Antwerps Archieven blad 23) wordt gesproken over laveyen als het eigenmachtig ophouden met werken. In deze betekenis komt het dicht bij een tweede betekenis, namelijk lavei of levei steken het werk staken. Zeker in de vorige eeuw kan men zeg gen, dat het lavei steken dikwijls betrekking had op de staking door dijkwer kers. In 1825 schrijft de ingenieur, belast met het toezicht op de aanleg van de kanaalwerken Terneuzen-Gent op 5 mei„Gisterenmorgen werd op het kanaal nabij ter Neuzen niet gewerkt, maar door de ploegen aldaar eene aanstalte tot lavay gemaakt". 24) En even later„Men komt mij daar zeggen, dat de vletters welke voor Ter Neuzen grond aanvoeren bijgevallen zijn en de vlag reeds gisterenavond opgestoken hebben". Het uitsteken van de vlag was dus het sein tot staking. Een ander ritueel was het opsteken van de dijkhaak. Een onverwachte bron hebben we gevonden in de Handelingen van de Tweede Kamer 1871-1872 25). De Zeeuwse afgevaardigde Saaymans Vader zegt naar aanleiding van de art. 414-416 van het wetboek van Straf recht, dat hij de aandacht wil vestigen op een soort stakingen, die in Zeeland voorkomen. Bij bedijkingswerkzaamheden zijn daar „sterk gebouwde en goed gevoegde mannen van verschillende oorden samengevloeid". Onder hen komt het meermalen voor, dat enkele belhamels, ontevreden met het verdiende loon de aannemer dwingen hoger loon te geven. „Men noemt zulks laveiste- ken; met een dijkhaak voorzien, het gewone wapentuig van die soort van lieden, loopen ze op het werk rond, roepende, dat er lavei is, en zonder nog dadelijke feiten van geweld te plegen, beletten zij door het schrikaanjagende van hunne houding, den rustigen arbeider met zijn werk voort te gaan. Zijn dus oorzaak, dat de werkstaking algemeen wordt, 't geen verder aanleiding geeft tot het bezoeken der zoetelaarstenten, die men op het werk vindt, ten einde aan jeneverdorst de volle voldoening te geven; waaruit soms zeer ernstige tooneelen ontstaan, die meermalen het inroepen der militaire hulp noodzakelijk maken". Saaymans Vader pleit voor het onverkort handhaven

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1970 | | pagina 115