ZEVENHONDERD JAAR OVERZETVEREN
IN ZEELAND
G. F. SANDBERG
I. INLEIDING
In Zeeland, dat vroeger bestond uit vele eilanden, vormden de veren het ^5
middel van vervoer tussen de delen van de provincie en naar de omliggende
gebieden. De aanleg van dammen en dijken, de aanslibbing en het droog
vallen heeft het aantal veren geleidelijk doen verminderen. De uitvoering van
het Deltaplan heeft deze ontwikkeling versneld.
De veren zijn te onderscheiden in enerzijds overzetveren, anderzijds beurt
en marktveren. Bij overzetveren wordt men over een stroom of water recht
naar de overzijde of in schuine richting over het water gezet. Onder beurt
veren verstaat men gewoonlijk de veerdiensten, die de wateren of stromen
een eindweegs in hun lengte volgen en op gezette tijden afvarende
twee of meer plaatsen verbinden, die op grotere afstand zijn gelegen dan
bij de overzetveren het geval is. De term marktveer wordt gebruikt voor
beurtveren op marktdagen.
Aan wie het veerrecht toekomt heeft het recht om, met uitsluiting van ieder
ander, personen en goederen over te zetten c.q. per beurtschip te vervoe
ren.
De opzet van de studie was een overzicht te geven van de ambachtsheer-
lijke en de niet-ambachtsheerlijke overzetveren en de ambachtsheerlijke
beurtveren zo ver mogelijk teruggaande tot heden alsmede hun juridische
aspecten. Het bleek zo mogelijk een beeld te schetsen van meer dan hon
derd veren, waarvan het oudste dateert van omstreeks 1250.
Het veerrecht behoorde tot de rechten van de souverein, dwz. aanvankelijk
aan de keizer en later betreffende de Zeeuwse eilanden aan de graaf van
Holland en Zeeland en ten aanzien van het huidige Zeeuwsch-Vlaanderen
aan de graaf van Vlaanderen. De graaf kon het recht van veer aan zich be
houden en het zelf exploiteren door middel van verpachting, waarvan in Zee
land enige voorbeelden bekend zijn tot in de zestiende eeuw. Hij gaf een
enkele maal een veer in gebruik tot wederopzegging of voor het leven. Dit
laatste deed de graaf in de veertiende en vijftiende eeuw om personen uit
zijn hofhouding te belonen voor hun werkzaamheden. Graaf Philips gaf in
1462 de veren van de stad Tholen en Schakerloo in eeuwigdurende erfpacht
aan de stad. Gewoonlijk gaf de graaf het recht van veer in leen bij akten van
belening met een ambachtsheerlijkheid. Ook kwam het voor dat een persoon
alleen met het veerrecht werd beleend.
Voor het onderzoek naar de veren in Zeeland werden allereerst de bronnen