theologische vrienden grote indruk maakt. En niet minder op haar "bekeer ling", als we afgaan op de toespelingen in "Lierzang aan Philantrope"die aan Radermacher is gewijd. Betje toont zich niet altijd zo bezorgd en ge neigd tot bekeringsijver t.o.v. haar deïstische of epicuristische vrienden, Zij is zelfs volkomen bereid hen vrij te laten in hun overtuiging, mits zij hetzelf de doen voor de hare "Respecteer gij mijnen Christus, ik zal nooit uwen Epicurus beleedigen", 25) schrijft ze aan één van hen. Maar van de opgewon den redeneringen van Radermacher heeft ze te duidelijk de wankelijke ach tergrond onderkend om ze als een bezonken overtuiging op te vatten. Al in januari heeft R. het voornemen, Betje een persoonlijk bezoek te brengen "Zijn Ed Gestr komt in mai hier logeren" 2Ó) schrijft zij mr. Noord- kerk. Maar het wordt oktober eer het zover is, en dan komt het als pure verrassing, wanneer hij onverwachts voor een commissie-vergadering in Amsterdam moet zijn. Vrijdags komt het bericht dat hij "des saterdags mor gen vroeg zoude afkomen en tot zondags namiddag blijven, Het speet mij enigszinds, dat mijn dominé van Huis was", voegt ze er voor de bienséance bij, "doch ik kon, (en ook er was geen tijd) om die reden geen fatsoendlijk man logement weigeren". 27) En zo genieten dan beiden ongestoord van lange vertrouwelijke gesprekken en nadat ook hij, als gebruikelijk, haar boe kenschat en haar "atlas" heeft bewonderd waarvoor hijzelf ook menig stuk heeft geleverd zit haar zeeuwse vriend "met het uiterste genoegen, enigen tijd op mijn plaats in dat kamertje daar ik mijn beste leven verslijt, opgetogen over het schoone uitzicht over onzen tuin en de nette Beemster velden". De eenvoud van dit stil genieten moet haar wèl hebben getroffen. Wat verderop schetst ze haar bezoeker in deze vlotte krabbel "Zijn Ed. is ruim 40 jaar, extra welgemaakt en vif, niet groot, niet klein; niet fraai niet lelijk. Hij heeft veel gereisd, veel gelezen, bemint de fraaye kunsten" en (last but not least)" men kan zien dat eene vrouw die zich met geluk oe fent zijn idoie is". Reflex in de eerste plaats van het genotvolle week einde en de bewustheid, hoeveel haar pikante charme daartoe had bijgedra gen. Maar daarachter ook de gedachte, wat voor deze man een huiselijk leven moest zijn zonder geestelijke weerklank, waarin "een kwalijk begrepen Godsdienst" een atmosfeer schiep van levensafkeer, die "zo mijn vriend Jobs geduld niet had, nevens een zeer goed hart" hem er toe brengen zou "om nog eens uit desperatie een tour door Europa te gaan doen". Natuurlijk had ze nu eerst de lijdensgeschiedenis van a tot z te horen ge kregen "ik moest lachen (schoon 't mij toch smartte) om de beschrijving die hij mij deedt, hoe en door wie, en in wat hoogte dit alles is toegegaan en nog continueerde". 's Werelds ijdelheden schenen aan mevrouw R's bekering niet vreemd te zijn geweest, haar verkiezing tot "dame abesse", de oude mevrouw Hurgronje overleden zijnde" 28) was er volgens haar man het gevolg van. Met haar intuïtieve mensenkennis ziet Wolffje het geval in al zijn consequen ties "Hoe is het echter mogelijk dat de Fijmelarij het temperament zo kan verbasteren Ik bevat het niet 1 Dat men om God te behagen van zagt en vriendelijk, nors en onaandoenlijk word, zelfs omtrent de bemindste en na tuurlijkste dingen!" Een oplossing kan ook zij niet geven, maar het dóór- praten met iemand, die zich zo wist in te leven in zijn moeilijkheden kon Ra dermacher niet anders dan goed doen. Als hij dadelijk na zijn vertrek nog

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1970 | | pagina 24