zilveren Tafeltabaksdoos". In de verdediging door Krom van dit toen zeer actuele vraagstuk, zal Radermacher niet zozeer de theologische argumenten hebben gewaardeerd, als het brevet voor vrije beoefening der natuurweten schappen. In vele opzichten doet zich deze "admiradeur" van Betje Wolff aan ons voor als een typische figuur van zijn tijd de aristocraat-koopman, met ruime be langstelling op allerlei gebied; vooraan de natuurwetenschappen, maar met aandacht ook voor literaire en philosofische stromingen, die een beschaafd man past. Zijn impulsiviteit, sentimenteel-getinte geestdrift, bovenal zijn muzikaliteit leggen de persoonlijke accenten*, die hem tot mens maken. Radermacher's tweede vrouw is hem op 12 oktober 1796 ontvallen; hijzelf sterft, ruim 80 jaar oud, op 8 maart 1803. 41Is hem in zijn laatste levens periode, die zulke ontzaglijke omwentelingen had gebracht, ooit iets ter ore gekomen van de wederwaardigheden van de vriendin uit vroeger jaren Haar vertrek naar Frankrijk in 1788, na de nederlaag der patriotten? De armoe dige omstandigheden, waarin Wolff en Deken, na haar terugkomst in "de Bataafsche Republiek" leefden Ze waren sedert hij deel uitmaakte van Betje's intieme vriendenkring, wel ver uit elkaar gedreven, zó ver, dat toenadering nauwelijks denkbaar is. In dat veelbewogen jaar 1786, toen Betje Wolff definitief partij tegen de Prins had gekozen, was Radermacher de gastheer geweest van Willem V en zijn gezin, 42) toen deze in Juli bijna als vluchteling, naar Middelburg was ge komen. Mogelijk was hun vriendschap al lang voor die tijd verflauwd. Maar in ieder geval ligt in dit moment de definitieve scheiding besloten. Niet lang na haar terugkeer uit Trévoux, in een brief aan Coosje Huet-Busken die nog steeds in Vlissingen woont, 43) vraagt Betje naar zeeuwse vrienden niet naar Radermacher. En er is een veelzeggend zinnetje, dat ze te goed patriottisch is, om beleefdheden van prinsgezinden te aanvaarden. Misschien was niet hij daarmee bedoeld er waren veel andere orangeisten in Zee land maar hij was wel inbegrepen. Men zie ook zijn houding t.a.v. de jonge dichter Jacobus Bellamy (L. en W. van Jacobus Bellamy, door dr J. Aleida Neiland p. 99.100; 117.).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1970 | | pagina 27