het franse milieu thuis vindt hij in de zeeuwse havenstad een grote kring
franse refugié-families, onder wie de Guépins en de Joly's, die tot zijn ver
trouwde vrienden gaan behoren Marie, de jongste dochter van het echtpaar
Joly-Ducrocq, zal zijn vrouw worden; zijn vriend Daniël Theodore Huet 5), in
1748 als predikant van de franse gemeente naar Vlissingen beroepen, huwt
een paar jaar later Esther Joly, de oudste dochter. Ook de familie Bekker
heeft bindingen zowel met de Joly's als met de franse kerk; zeker de jongere
Bekkers, Jan en Matthijs bezochten de franse dag- en kostschool van maïtre
Joly, waar veel vlissingers en niet-vlissingers hun eerste opleiding kregen.
Bij madame Joly en haar dochters gingen de vlissingse meisjes uit gegoede
kringen op school, onder wie Betje's oudere zuster Chrisje en later zij zelf. 6)
Het gemak waarmee Betje frans las en sprak, gaat o.a. op die lessen terug.
Jan Bekker zien we later in het bestuur van de franse kerk.
David-Henry zal meteen de lessen op het gymnasium hebben gevolgd onder
Joh. Jac. Wagenaar, de pas benoemde rector 7). Guisan noemt, behalve
latijn, wiskunde, geschiedenis en nederiands (dat hij uitstekend ging be
heersen), ook natuurkunde en natuurlijke historie; vermoedelijk is in deze
laatste vakken zijn oom de Bruaz zijn leermeester geweest, en vormden deze
het begin van zijn vakopleiding tot chirurgijn. Al spoedig helpt David-Henry
zijn oom in de praktijk. Dat hij het als jongen van 15 jaar presteert om tij
dens het beleg van Bergen-op-Zoom door de fransen (1747, tegen het eind
van de Oostenrijkse successie-oorlog) zelfstandig gewonden te verplegen en
zelfs amputaties te verrichten toont zowel zijn durf als zijn handigheid.
Geen wonder, dat hij enkele jaren later hij is dan 19 jaar met lof het
examen aflegt voor eerste chirurgijn bij de koopvaardij. Hij treedt in dienst
bij de West-Indische Compagnie en doet tussen 1751-1759 ettelijke reizen
naar Guinea en West-lndië, even langdurig als avontuurlijk, meest met
slechts enkele maanden van rust er tussen. Het is wel curieus even aan
te stippen, dat de verloftijd na zijn tweede reis valt tussen 2 juli en 10 okto
ber 1755, zodat hij zowel Betje Bekker's escapade met de vaandrig Gargon
(25 juli) als de kerkelijke censurering (9 september) 8) van dit nu zeventien
jarige kennisje uit zijn jongenstijd van nabij meemaakt.
Na zijn vierde en laatste reis (20 juli 1757 - eind '58 of begin '59), waarbij
hij onder meer St Eustatius aandoet 9) treedt Gallandat uit zijn dienst als
scheeps-chirurg en vertrekt in het voorjaar van '59 naar Parijs, om daar zijn
medische studies voort te zetten en aan te vullen. Deze omvatten, volgens
de getuigschriften van zijn professoren natuurkunde (Noliet); natuurlijke
historie (Bonarde de Valmont); anatomie (A. Petit); chirurgie (Louis);
anatomie en operaties (Sabatier); „maladies chirurgicales et les opérations
par lesquelles on les guérit" (Croissant de Guarengeot). Deze laatste was
conseiller de l'académie Royale de chirurgie de Paris en lid van de Royal
Society te Londen; ook mannen als Noliet, Sabatier en Petit hadden een
grote naam, evenals zijn professoren in de verloskunde Levret en Gervais 10).
Dank zij zijn verdiensten uit zijn zeemanstijd kon Gallandat de voortzetting
van zijn studie zelf bekostigen. Dat hij er financieel niet slecht voorstond is af
te leiden uit het feit, dat hij in de persoon van Laurens Bekker, een zaak
waarnemer in Vlissingen had; ook in vorige jaren had deze al met hem in
verbinding gestaan, vermoedelijk in dezelfde functie. Zo zien we G. dus ook