in zakelijke relatie met de Bekkers; de oudste zoon, 34 jaar oud, is
evenals de oude heer Bekker handelsman.
Eind februari of begin maart '59 zal Gallandat in Parijs zijn aangekomen;
de brief aan Laurens waarin hij zijn eerste indrukken geeft van die „Uytmun-
tende Wereldstad" is van 19 maart, gelijk deze zakelijk meldt in zijn ant
woord van 9 april Blijkbaar heeft Gallandat in dezelfde brief verzocht
hem wederkerig op de hoogte te houden van de gebeurtenissen in stad en
land, wat Laurens aanleiding geeft tot een uitvoerig epistel met nieuws uit
„ons Nazaret", methodisch als I een frauduleus bankroet van een stads
genoot en II de slepende moeilijkheden over de teruggave van door Enge
land opgebrachte schepen, ingedeeld. Overigens maken in Laurens' brieven
dergelijke berichten van wijder strekking meer en meer plaats voor familie
nieuws en stichtelijke uitweidingen.
We kennen alleen Laurens' kant van de briefwisseling, maar hij heeft de
goede gewoonte om de teneur van Gallandat's brieven in zijn antwoord voor
op te stellen, al of niet met commentaar, zodat we in hoofdzaak althans,
van woord en wederwoord op de hoogte raken en ze in verband gaan zien
met beider geaardheid.
Tot nu toe is vooral het licht gevallen op één der brieven in deze reeks,
die van 18 oktober '59 12). Wegens de bijzonderheden van Betje's huwelijk
met ds. Wolff, daarin gegeven, is dit inderdaad een literair-historisch docu
ment geworden. Toch is de reeks ais geheel eveneens van belang, gelet op de
wisselwerking van deze beide vlissingers van zo totaal verschillend karakter,
die uiteraard ook t.a.v. Betje voelbaar is.
Laurens, de thuiszitter, met zijn beperkte ontwikkeling en nauwe horizon,
nog verengd door zijn godsdienstige opvattingen, is buitengewoon vereerd
met het vertrouwen in hem gesteld door de man, die de halve wereld heeft
rondgereisd, de grootste gevaren heeft getrotseerd en van wie hij als zaak
waarnemer weet, dat hij er zich ook in financieel opzicht heeft weten door te
slaan. Gallandat's waardering voor zijn zorgvuldig beheer maakt Laurens
bijna slaafs dankbaar. Hij is zich welbewust van de grote intellectuele af
stand tussen hen „ei denkt altoos, hij is een Platte Vlissinger, den Sokke-
laer doet zijn best 13)". Zelfs paradeert hij een beetje met die nederige er
kenning en het maakt hem te trotser op hun verhouding, die hij tot boezem
vriendschap tracht op te blazen. Hierbij speelt ook jalouzie een woordje mee:
hij voelt zich in Vlissingen buitengesloten uit kringen waar Gallandat's school
makker Jan Bekker wel toegang heeft; maar hoeveel trouwer is zijn vriend
schap dan die van zijn jongere broer, die maar moeilijk tot schrijven komt I
En, insinueert hij, Gallandat weet ook wel, „wat wonderlijk schepsel" Jan
is 14). Als hij-zelf „een weekliks geselschap (heeft) met neev Bekker en zijn
vrouw, dat bijde (sic) goede sielen zijn", is hij dolblij en stelt zich er veel
van voor Gallandat mee te nemen. Maar hij blijft even afgunstig op Jan,
die hem niet „wellevend genog agt om met die soort menschen om te gaan,
met welk hij houdt te verkeeren 15)". Jan, die enkele jaren later diaken
wordt van de franse kerk en tot wiens vrienden ds. Brahé behoorde, met
Guépin oprichter van Conamur tenues grandia, verkeerde inderdaad in
een intellectuele kring, waar Laurens, alleen al om zijn miserabele kennis
van frans niet thuis hoorde. Het tekent hem in zijn domme zelfgenoegzaam-