gekruist, die alvast diens nieuwjaarswensen had bevat. Was hij daarin nog eens op Laurens' houding t.a.v. zijn jongste zuster teruggekomen In het antwoord, gedateerd 7 januari, komt een passage voor, die op een zekere angst wijst, dat hun verhouding veranderd zou zijn. Na een aantal heilwensen in de tale Kanaans voor het nieuwe jaar, eindigt Laurens ,,lk biede mijn selven wederom aan in Uw Ed trouwe oprechte en ongeveinsde Liefde en Vrindschap en niets is mij aengenaemer dan dezelve aen te voeden en niets zoude mij smertelijker zijn in waerheid, dan die te missche. Gallandat wij hebben nu al menig jaer omgang met elkander gehadt en dat ik weet nooyt elkander stuurs aengezien en ik bieden mijn zelfs wederom aen op de Eigen voet, en mijne vrindschap, word Uw Ed zoo aengeboden gelijk in de laeste van Uw Ed ontfangen de 10 Xber 1759 28)". Nog meer dan de rechtstreekse toespeling verraadt het sobere en oprechte van deze passage Laurens' angst, nu hij de illusie van zijn hertvriendschap" met Gallandat bedreigd ziet. Op 25 Januari 1760 kondigt deze zijn terugkeer naar Vlissingen aan; al in september had hij geschreven van plan te zijn zich daar te vestigen na af loop van de cursus, die van maart tot maart liep. Als Laurens hem 15 febru ari antwoordt, stelt hij zich voor „in welk een swerm van bezigheyd" Gallan dat deze brief „als mogelijk de laeste zijnde Uw Ed toe te zenden", zal ontvangen. Bij de getuigschriften van zijn leermeesters zijn er twee, gedateerd 13 maart 1760 29). Gallandat kan dus niet voor de tweede helft van maart zijn teruggekeerd. 26 april 3°a) krijgt hij van het stadsbestuur toestemming de geneeskundige praktijk uit te oefenen omstreeks dezelfde tijd treedt hij in het huwelijk met Marie Joly. In zijn laatste brief had Laurens hierop ge zinspeeld, er bijvoegend dat hij (Laurens), als G. eenmaal getrouwd is, niet zoveel als vroeger het geluk zal smaken om met zijn „boezemvriend" om te gaan. Intussen is hij wel zo goed om „UEd. keur in deeze te prijzen". Met zijn laatste brief (15 februari 1760) verdwijnt Laurens voor ons van het toneel. Hij leeft nog tot 9 november 1792, aldus een aantekening in het dagboek van een stadsgenoot 3°b); zijn vrouw, Tannetje van Nieuwenhuyze over wie hij op een manier pleegt te schrijven, alsof ze een gedienstige is overleeft hem nog vele jaren 31a). Haar zal Betje in 1798, kort na haar terugkeer uit Trévoux één keer noemen, maar alleen om het idee, dat zij bij deze schoonzuster zou logeren als belachelijk te kwalificeren. De oude vete werkte nog na. In haar briefwisseling met Gallandat, waar dikwijls van Jan en diens vrouw sprake is, als vrienden van het echtpaar Gallandat, zwijgt Betje over Laurens. Soms, als haar brieven over onderwerpen gaan, waar ze ook Jan liever buiten houdt, geeft ze de Gallandats een seintje; dat deze ooit iets over hun correspondentie aan Laurens zouden toevertrou wen komt in haar hoofd zelfs niet op. Zoals te verwachten was van een man van zijn kunde en energie vindt Gal landat snel zijn weg. De 15de augustus 1761 wordt hij door het stadsbestuur, dat hem weet te waarderen, benoemd tot lector in de anatomie, chirurgie en verloskunde en wordt tevens belast met het afnemen van de examens voor scheepschirurgijn. Op basis van de methodes, waarin hij zich onder professor André Levret, beroemd verloskundige, had bekwaamd, ontwerpt hij voor de opleiding van vroedvrouwen die hem is toevertrouwd, nieuwe „reglementen". Als heelmeester en verloskundige van de nieuwe school bepaalt hij zich niet

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1970 | | pagina 35