impulsen gaf en dat zijn stuwkracht uitging naar een grootser opzet. Nadat in 1764 een nederlands leesgezelschap is opgericht, komt er in het volgend jaar op zijn initiatief een „franse leessociëteit" tot stand, waarvan de bij eenkomsten bij de Gallandats aan huis worden gehouden 38). Maar het zijn vooral de plannen tussen '65 en '68 in hem rijpend, die tot nieuwe en ver rassende resultaten leiden. Misschien heeft de belangstelling voor de open bare lessen, waarmee hij elk najaar zijn cursussen opende hem ertoe aan gezet, de sprong te wagen, waartoe zijn grote liefde voor de natuurweten schappen hem dreefde oprichting van een Maatschappij van Kunsten en Wetenschappen te Vlissingen. Het is enerzijds de voortzetting van vroegere intellectuele contacten, die hoofdzakelijk literair-bespiegelend van karakter waren geweest; van deze kant was o.m. Guépin bij de voorbereidingen be trokken, terwijl Gallandat anderzijds krachtig werd gesteund door Justus Tjeenk 39) die, in april '65 beroepen als predikant bij de engelse gemeente, zich onmiddellijk aansloot bij de franse leessociëteit, kort na zijn komst op gericht, en van waaruit het nieuwe initiatief na enige jaren zou worden ver werkelijkt (1768). De burgemeester van Vlissingen, mr. Izaak Winckelman had zich intussen bereid verklaard het voorzitterschap op zich te nemen en steunde met overtuiging het nieuwe streven. Wanneer tenslotte de vereiste toestemming van de Staten van Zeeland is verkregen (23 maart 1769) wordt de „maatschappij" erkend onder de naam van Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen; in het haar verleende zegel, waarop de „zeven vrije kun sten" op een rots zijn afgebeeld met de spreuk „Non sordent in undis" blijft echter de binding van kunsten én wetenschappen uitgedrukt. Zo was het lokale initiatief van enige energieke Vlissingers uitgegroeid tot een provinciaal genootschap, dat tot op deze tijd zijn levensvatbaarheid heeft getoond. Het ging de wereld in onder leiding van mr. Izaak Winckel man, voorzitter, Justus Tjeenk, secretaris en David-Henry Gallandat, thesau rier. Jean Guépin, die zoveel jaren voor het culturele leven van zijn stad op de bres had gestaan, beleefde de oprichting niet meer; hij stierf, 50 jaar oud, in 1766 zijn veelal onuitgegeven poëzie werd aan het genootschap vermaakt 40). HERNIEUWDE VRIENDSCHAP MET BETJE WOLFF. In begin juni van datzelfde jaar 1769 komt Betje Wolff we weten het al naar Walcheren om er een zomervacantie van vijf weken door te brengen en te ervaren, dat ze er triomfantelijk wordt ingehaald. Is toen, onder de vele „fatsoendelijke lieden", die haar hun opwachting kwamen maken, niet ook Gallandat geweest, hetzij als oud vriend, vergezeld door zijn vrouw, het zij zelfs „officieel" met het bestuur van het nieuwe genootschap? Niets zou meer voor de hand liggen dan dit hernieuwd contact, waaruit zich dan spoe dig een briefwisseling zou hebben ontwikkeld. Inplaats daarvan zullen er drie-en-een-half jaar voorbijgaan eer van een briefwisseling sprake is 41). Toch is er een aanwijzing, dat Gallandat's aandacht tijdens haar bezoek in '69 op Betje gevestigd was. Zijn intieme vriend Samuël Eschauzier, die van uit zijn nieuwe standplaats in Breda nog met alles in Vlissingen meeleeft, bevindt zich op 14 juli toevallig in Dordt en schrijft vandaar 42) „J'ai vu mad de Wolff un moment, son air annongait toute sa vivacité. J'aurais bien voulu faire Ie voyage avec elle". (Betje is op de terugweg naar de Beemster,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1970 | | pagina 37