met als tussenstation een paar dagen in Rotterdam) 43). ,,Sa compagnie doit
être extrèmement amusante avec les talens et les connaissance qu'elle doit
avoir". Vanwaar deze levendige belangstelling bij Eschauzier, die Betje zó
weinig kent, dat hij niet eens haar mans naam goed weet
Het komt mij niet gewaagd voor in deze passage een antwoord te zien, op
wat Gallandat hem onder de verse indruk van zijn hernieuwde kennismaking
met Betje had geschreven. Misschien zelfs had de ontmoeting op de aanleg
plaats van de zeeuwse boot te Dordrecht plaats als gevolg van Gallandat's
wenk, dat er kans was haar daar te ontmoeten. Er is nog een grappige bij
komstigheid, die het waarschijnlijk maakt, dat Eschauzier's enthousiasme
niet meer is dan een reflex van Gallandat's woorden. Hij was n.l. helemaal
niet zo gesteld op dichteressen en „scavantes" enkele jaren later schrijft
hij over mevrouw Maisonnet, de vrouw van zijn opvolger in Vlissingen „«lie
ne manque pas d'esprit a ce qu'on dit, mais malheureusement elle est sca-
vante, en correspondance avec Mad. Wolff44)
Zo is het wel aannemelijk, dat het niet aan Gallandat heeft gelegen, als
nadere contacten voorlopig uitblijven, maar dat het Betje was die zich terug
houdend heeft getoond. Iets ongewoons voor haar. Maar indien we terug
denken aan Gallandat's correspondentie met Laurens in zijn parijse tijd, niet
onbegrijpelijk Betje moest van hun verhouding wel een scheve voorstelling
hebben; Laurens zal niets hebben nagelaten, haar de indruk te geven dat er
tussen hem en David-Henry een boezemvriendschap bestond, die alle be
schrijving te boven ging; hij was zelfs niet te goed, om haar omtrent Gallan
dat's beoordeling van haar huwelijk een verdraaid beeld te geven. Of werkte
misschien ook die oude geschiedenis van '55 nog na? Had Gallandat toen
voor haar jeugdvlam voor Gargon geen begrip kunnen opbrengen
Hoe dan ook, het wordt eind 1773 eer Betje de laatste aarzeling overwint.
En dan alleen om zich voor een consult tot de bekende chirurg te wenden 45).
Ze is in doodsangst, dat ze wegens een gezwel in de mond een zeer pijnlijke
operatie zal moeten ondergaan en heeft al niet minder dan vier doktoren
geraadpleegd in de hoop, dat één van hen een andere therapie zal aanbe
velen. Vergeefs, de enige troost, die één van hen kan geven is „lieve
juffrouw, zulk een teer, aandoenlijk mensch als gij zijt, zal zeker ten
eersten van zich zelf vallen onder de operatie, en dan zult ge er niets van
voelen, hoe vreeselijk dit alles u thans toeschijnen moge". Dit, nadat haar
alle fazen van het „uit de kas van de mond snijden" zijn meegedeeld, te
beginnen met het trekken van drie gave tanden en een kies, tot het dicht
schroeien van de wond toe. De meerderheid der geraadpleegde dokters is
voor een snelle ingreep, slechts één, meer als vriend dan als dokter sprekend,
raadt zolang mogelijk uitstel aan „Ik beken, zegt hij, 't leven is zoet; maar
zo't mijn zaak was, ik wagtte zo lang tot het absoluut nodig werd, de ope
ratie is al te pijnlijk". Terwijl ze aldus „op eene vreezelijke driesprong" staat,
komt er een sprankje hoop. Een dame uit Amsterdam („een vrouw van mid
delen en fatsoen 't is geen zo genoemde Doctores") zendt haar een
spoeldrank, „waardoor reeds eene vrouw, die kanker in de mond had, zonder
snijden genezen zoude zijn". Het is over die kans, dat ze Gallandat's raad wil
horen. Zal zij dit middel, waarmee de andere chirurgijns spotten, gebruiken?
Of is dat ook naar zijn gedachten dwaasheid? En als hij het zou afraden en
er niets anders opzit dan snijden, is dit dan nodig, vóór het gezwel „pijnelijk