Het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen ontstaat dus in een tijd, die
typisch rijp daarvoor was. Het ontstaan kan in een internationaal raam gevat
worden.
De merkwaardige drang naar organiseren, die ik zoeven noemde, wordt goed
geïllustreerd door de voorgeschiedenis van het ontstaan van het Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen. Hierbij spelen twee lieden een catalyseren-
de rol. Het zijn dr. David Henri Gallandat, Zwitser van geboorte, die van
1760 tot 1782 chirurg was te Vlissingen en ds. Justus Tjeenk, predikant van
de Engelse Gemeente. Het internationale aspect èn de invloed vanuit Enge
land komen om de hoek kijken.
Beide heren stichtten in 1764 een Nederduitse Leessociêteit. Hiermede niet
content volgt in 1765 een Franse Leessociêteit en in hetzelfde jaar een
Genootschap ter bevordering van nuttige kunsten en wetenschappen.
Eenmaal zover zetten zij door. En zo ontstaat in 1768, geconstitutionaliseerd
door het octrooi van maart 1769, het Zeeuwsch Genootschap der Weten- 3
schappen
Om deze achtergrond van de oprichting van het Zeeuwsch Genootschap
der Wetenschappen nog iets levendiger te maken en er meer perspectief
aan te geven, zou ik nog op een paar aspecten willen wijzen, die m.i. het
totaalbeeld nog interessanter maken.
Deze zijn
Onder de oprichters niet alleen van het Zeeuwsch Genootschap, maar ook
van de andere gezelschappen, treft men vrijwel geen professionele beoefe
naren der wetenschappen aan. Het zijn tezamen met enige universitair ge-
vormden (theologen, juristen en medici) kooplieden, regenten, meestentijds
lieden uit de gegoede kringen, die zuiver uit hoofde van een gemeenschap
pelijke interesse eikaars gezelschap zoeken.
De behoefte aan communicatie is blijkbaar groot. Aan het contact met de
medeleden van het Genootschap heeft men niet genoeg. Dus, men corres
pondeert. En hoe
In deze tijd, met zijn zo totaal andere communicatiemedia is enigszins ver
bijsterend de lengte en de hoeveelheid der brieven, die geschreven werden.
En alles in wijdlopige volzinnen, die bijzonder tijdrovend waren. Men vraagt
zich in gemoede af, waar deze mensen, die toch ook een gezin hadden, die
sociale verplichtingen hadden, naast hun normale werk de tijd vandaan haal
den voor deze uitvoerige briefwisseling.
De correspondentie was vaak internationaal en werd meest in het frans
gevoerd. Ook de brieven naar Engeland waren doorgaans in de franse taal
gesteld. De antwoorden waren dan in het engels, waarop weer in het frans
gereageerd werd enz. en men begreep elkaar blijkbaar opperbest
De voertaal tussen universitair gevormden was uiteraard in die tijd in vele
gevallen het latijn.
Als laatste aspect in de milieuschildering van de kraamkamer van het
Zeeuwsch Genootschap zou ik erop willen wijzen, dat het voornamelijk de
bèta-wetenschappen waren, die de belangstelling wekten.
Archief 1955 p. 65 (dr. W. S. Unger en dr. J. J. Westendorp Boerma "De Steden
van Zeeland", dl IV, Vlissingen).