geven, om de werking er van te beproeven (p. 17 en 18). Verder moet men voor het opvullen van de borst- en buikholte van de vogels de beschikking hebben over een hoeveelheid werk, d.i. fijn geplozen touw van scheepskabels. (3) Men moet algemeen weten, hoe men onderscheidene Oogen moet be handelen (P- 21). Eerst geeft hij instructie over het uitnemen van de ogen van de vogels (p. 22), en het nadrogen van de oogholten (p. 23-24). Ver volgens wordt de oogholte met stopverf opgevuld, en kunstogen, bestaande uit zwarte kralen, van buiten af opgebracht onder de oogleden. Voor vogels met gekleurde ogen liet hij kleine glazen bolletjes blazen, spleet deze in tweeën en schilderde aan de binnenkant de gewenste kleur. Ten slotte wer den ook deze onder de oogleden aangebracht. Hieraan knoopt Slabber de volgende historie vast (p. 29) „Veelmalen het genoegen gehad hebbende, om aan Duitsche en Fransche Liefhebbers, mijne verzameling van uitlandsche Vogelen te laten zien, is het mij nimmer gebeurd, of ik had aanspraak over de Oogen der Vogelen, en had van den eenen meerder dan van den anderen vraag naar de wijze van behandelen; eens had ik twee Fransche Heeren bij mij uit Parijs, die zich geliefden uit te drukken, dat zij in geene verzameling de Oogen der Vogelen zoo gevonden hadden, dan aan eenen Vogel in het Museum van zijne Keizerlijke Majesteit, die uit het Kabinet van den toen- maligen Stadhouder van ons land was gekomen; ik herinnerde mij al ras, dat het de Vogel Casuaris was, die te Middelburg in de diergaarde van den des tijds Eerst Edelen van Zeeland Van Borsselen was gestorven, en om de grootte van den Vogel, door voornoemden P. Brasser en mij was opgezet, en waarvan de Oogen kleine horologieglazen waren, naar de Natuur ge schilderd, en nadat hij in de beste orde was gezet, door voornoemden Eerst Edelen Van Borsselen, aan het uitmuntende Kabinet van den Heere Prinse van Oranje was present gedaan over dit door mij gegeven berigt, waren die Heeren ten uiterste voldaan, en schreven zulks terstond in hun Reis-journaal". (4) Wat men in acht te neme hebbe, om de Vogels te kunnen doen staan, in dien stand, welken zij naar hunnen Aard vereischen (p. 30). Hier wordt in hoofdzaak besproken het gebruik van koperdraad om in het inwendige van de vogel een steunwerk te maken. (5) Wat is er noodig te weten; om ieder en Vogel, naar zijnen aard en eigen schappen, in eene teekenachtige houding te zetten? (p. 34). Voorwaarde hiervoor is goed te kunnen tekenen. Slabber bekwaamde zich hierin bij de reeds genoemde Pieter Brasser, kunstschilder, die zelf ook verscheidene vogelstukken in pastel of crayon gemaakt had. Bovendien is het nodig om het zwaartepunt van de op te zetten vogels te bepalen. Voor elke vogel en voor elke houding ligt dit anders. Zo was hij op zekere dag een vriend be hulpzaam bij het corrigeren van de stand van een opgezette flamingo (p. 38) en hij prijst de schilders Vonk 9) en A. Schouman (1710-1792) voor de juiste stand waarin zij op hun schilderijen hun vogelfiguren plaatsten (p. 39). Van Schouman waren te Goes ten tijde van de publicatie van Slabber's boek „nog bewijzen voorhanden in het salet van een voornaam huis, dat door Zijn Ed. met uitlandsche en inlandsche Vogelen schoon geschilderd is, waarin men volstrekt geene fouten, aan Bek of Pooten noch aan het zwaartepunt, in welken stand de Vogels mogen geplaatst zijn, zal kunnen ontdekken of aantoonen" (p. 39). Zelf zette Slabber voor beide bovengenoemde schilders wel eens vogels op.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1970 | | pagina 53