Deze werden dan door hen gebruikt als modellen voor hun schilderstukken. Deze vijf punten worden gevolgd (p. 42-64) door een reeks van raadgevingen voor de techniek van het prepareren van grote en kleine vogels, van vogels die hem uit Oost- en West-lndië op „liquor" of „kelduivel" kildevil =arak) zijn toegezonden, en van vogels welke uit die verre gewesten in droge, voor lopig geprepareerde toestand zijn gestuurd. Slabber's vader had correspon denten op Essequebo en Demerara (p. 56). Van hen ontving de zoon in 1765, 1766 en 1767 „zeer fraaye bezendingen". Men ziet met hoeveel zorg en kennis van materialen Slabber bij zijn pre pareerbezigheden te werk ging. Veel van die kunstgrepen worden nog heden ten dage door ervaren preparateurs toegepast. Het resultaat was dat zijn verzameling van „meer dan 400 Oost- en West- Indische vogelen, die ik meest in vroegeren leeftijd heb verzameld en opgezet; dan die nog heden zoo zijn, als of ze in eene vorige week waren behandeld, hetwelk mij tot een waarborg strekt voor mijne verrigtingen" (p. 63). Ook in een brief aan N.C. Lambrechtsen d.d. 11 Maart 1807 wijdde hij over zijn prepareerwerkzaamheden uit„UwEgeb. is bekent mijn verzameling van uit- landse vogelen, die ik alle zelve heb opgezet, geprepareert, en zo veel mo gelijk gerangschikt volgens het Systema Naturae van Linnaeus, veel maaien ben ik door mijn overleedene vrienden Vosmaer, Houttuin &c. aangespoort, om tog eens ter kennisse van het publicq te brengen, de manier van vogelen opzetten, dat zich vierderley behandeling verdeelt, te meer, daar ik zelve een poeder heb uitgevonden, waar meede de huid der dieren of vogelen, voldonge gepraeserveert is, dat poeder heb ik noch nooit aan iemand bekend gemaakt, hoe zeer daar wel van mijn vrienden om verzogt zijn; ik kan UwEgeb. vogelen toonen, die ik over 40 jaaren heb opgezet, en ik bezit een origineel Spaans wit hontje, dat thans 44 jaren geleeden is, ik het heb opgezet, en het is of gisteren is gedaan". Deze uitgebreide verzamelingen kostten hem veel tijd. Zo schreef hij uit Baarland op 19 Februari 1770 aan de secretaris van het Zeeuwsch Genoot schap „Ik heb gedurig mijn handen zo vol, ik wel betuige wil dat als ik mijn Kabinet konde verkoopen ik het zekerlijk doen zou want ik wil wel zeggen dat zo lang ik hier geweest ben ik nog geen half uur er in bezig geweest ben en dan gaat de moed en plezier er af want het heeft mede zijn dagelijks onder houd nodig". Later, in 1824, bij zijn verhuizing van Goes naar 's-Gravenpolder wilde Slabber zijn collectie definitief van de hand doen. Hij bood haar aan het Zeeuwsch Genootschap aan voor een jaargeld van 300 gulden. 10) Het Ge nootschap is daar niet op ingegaan 11). Nagtglas (1893, p. 635) berichtte, dat „het kabinet n(i) f(allar) aan het Rijksmuseum te Leiden is verkocht". Op mijn verzoek heeft Dr. L. B. Holt huis, wetenschappelijk hoofdmedewerker van dit museum, nasporingen ver richt over de aanwezigheid van materiaal uit de collectie Slabber. Hij schrijft mij daarover (23 Februari 1970) het volgende „Bij de correspondentie is geen enkele brief van hem en ik heb geen enkele over hem of zijn collectie kunnen vinden. Indien de collectie aan ons aangeboden is, moet er toch ergens een brief van de directeur aan het departement zijn om vergunning voor deze, toch zeker belangrijke, aankoop. Ik heb de officiële correspon dentie van 1820 tot 1826 doorgenomen zonder het geringste resultaat. Ook

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1970 | | pagina 54