Hervormde kerk gekozen, waarin destijds de liberale richting de overhand
had. Naar alle waarschijnlijkheid in een rechtzinnig calvinistische sfeer op
gevoed, brak hij, toen hij eenmaal ouderhuis en geboortedorp ontgroeid
was, met het geloof van zijn kinderjaren. Hij sloot zich aan bij de vereniging
De Dageraad, die in 1856 werd opgericht, maar die zich voorlopig nog niet
vijandig tegenover de kerk zou opstellen. Het is mij niet bekend of hij ooit
met de kerk gebroken heeft. In zijn geschriften is hij nergens hatelijk tegen
het geloof of de kerk, maar het calvinisme staat bij hem niet in de gratie.
Dat ,,de volgers van den Franschen Calvijn", zoals hij de Afgescheidenen
betitelt, op vele Walcherse dorpen de kermis op Pinksteren afgeschaft heb
ben weten te krijgen, had niet zijn sympathie. Als „vrijdenker" moet het hem
genoegen hebben gedaan Westkappelaar te zijn en dus zoals destijds
algemeen gemeend werd afstammeling van de heidense Noormannen, en
hij verwijt Willibrord dat hij, al was het dan in vrome ijver, het afgodsbeeld
dat hij in Westkapelle aantrof omver wierp en bovendien de bloedige terecht
wijzing van de tempelwachter, die immers niet anders dan zijn plicht deed,
welverdiend achtte 5).
In 1864 nam Baart met drie andere oud-Westkappelaars het initiatief tot het
oprichten van een Maatschappij van visscherij en van gebouwen en grondbe
zit, genaamd Nijverheidsvereniging 6), naar het voorbeeld van een soortge
lijke Westkappelse vereniging. Men kan deze Nijverheidsvereniging als een
voorloper van de coöperaiieve arbeidersverenigingen beschouwen; de bedoe
ling ervan was dat het gemeenschappelijk kapitaal belegd werd in onder
nemingen op het gebied van handel en nijverheid, waarvan de winsten aan de
leden ten goede zouden komen. Tot de oprichters behoorde ook Baarts zwa
ger F. M. Beunke. Hij zelf werd secretaris; het kantoor was in de Sint Jans
straat gevestigd. In 1879 werd hij administrateur; hij deed zijn zaak toen aan
de kant. Intussen had hij er nog enkele functies bijgekregen in 1869 die van
secretaris van de afdeling Middelburg van de Vereeniging tot bevordering
van fabriek- en handwerksnijverheid in Nederland, in 1870 die van het colle
ge van zetters voor de directe belastingen, in 1876 die van penningmeester
van de N.V. Gemeenschappelijke slachterij.
Van zijn sociale belangstelling getuigt een kleine brochure die hij in 1867
uitgafEen blik in de gemeenschappelijke woning 7).Hij beschrijft daarin
onze samenleving als een woning, bewoond door de kinderen van één vader,
tussen wie allengs een sociale differentiatie is ontstaan met al de betreurens
waardige gevolgen daarvan onderdrukking en uitbuiting, steeds toenemende
welvaart aan de ene, steeds grotere armoede aan de andere kant. De bedoe
ling van deze pittige, in vlotte stijl geschreven brochure was, de aandacht
te vestigen op de onbillijkheid van de indirecte belasting op het brood. De
aanleiding was een besluit van de Middelburgse gemeenteraad om deze be
lasting te blijven heffen, ofschoon men wist dat er binnen een paar jaar een
eind aan moest komen. „Willens en wetens dit laatste mag men althans
veronderstellen hebben onze vertegenwoordigers den toestand van groote
onrechtvaardigheid bestendigd" (blz. 23). Er was zeker enige moed voor
nodig, en in 't bijzonder voor een middenstander die van de gunst van zijn
stadgenoten afhankelijk was, om aldus in alle openbaarheid de aandacht te
vestigen op een der misstanden die door de bezittende klasse tegen alle
recht en billijkheid in gehandhaafd werden.