logeerde ze bij haar oudere vriendin in Brussel (II, blz. 183) en bij die ge
legenheid werd de mogelijkheid besproken dat ze op het Brusselse conser
vatorium lessen zou nemen; ,,dit is, voor 't oogenblik ten minste, de eenige
tooneel-opleiding, waarvan iets goeds te wachten is" (II, blz. 184-185;
18 juni 1874). In Middelburg teruggekeerd zorgde Elize ervoor dat Mina's
lezing over Meester Kritiek bij de Middelburgse drukkers-uitgevers Abrahams
kon verschijnen (II, blz. 184)15). Elize's ouders gingen akkoord met het
conservatoire-plan en eind september trok ze naar Brussel om op een
Franstalig conservatorium de declamatie te leren, die haar in staat zou
stellen in het Nederlands te declameren (II, blz. 262, 264). Ze maakte al
plannen om in het winterseizoen een door haarzelf geschreven novelle voor
te dragen, en daarom vroeg Mina aan Jan ten Brink het stuk dat Elize
hem ter opneming in zijn tijdschrift Nederland had toegestuurd weer te willen
terugsturen (II, blz. 264). Overigens bleek haar reis naar Brussel tevergeefs,
want de opening van het nieuwe conservatoire werd zo lang uitgesteld dat
Elize in arren moede naar Middelburg terugkeerde zonder haar doel te
hebben bereikt (II, blz. 266, noot 1). In een brief aan Lucie vertelt ze hoe
de leerlingen elke morgen komen vragen wanneer het gebouw open zal gaan
en hoe zij „ik ben révolutionnair" de enige is die durft op te treden
(II, bl. 265-266; 7 okt. 1874). Wanneer Vader Baart zijn dochter opzoekt
neemt hij de kopy van Mina's brochure mee naar Middelburg om die aan
Abrahams ter hand te stellen (II, blz. 268). ,,lk ben in de wolken van
geluk schreef ze aan Multatuli, ,,lk heb een uitgever gevonden die alles
drukken wil" (II, blz. 269). Over de uitvoering is ze enthousiast; ze heeft
nog nooit zo'n mooie drukproef gezien.
In november was Elize weer in Middelburg. Aan een meneer in Amersfoort,
die erover dacht om haar voor een voordracht te engageren, maar nog
aarzelde, schreef Mina dat ze het nodig vond haar aan het publiek te
presenteren, omdat Elize ,,te jong is om alleen te staan, en eene te schoone
toekomst heeft, om reeds bij haar eerste optreden verpletterd te worden,
door de Amsterdamsche dagbladpers, die bevooroordeeld en verduitscht,
domweg vonnist al wat hare sfeer te boven gaat" (II, blz. 270). Zelf sprak
Mina op 10 en 11 november in Frascati in Amsterdam over Kunst en kri
tiek'16'). De volgende avond leidde ze Elize in, die in dezelfde zaal de beide
novellen voorlas die de zetters van Abrahams waarschijnlijk bezig waren te
zetten. In het Nieuws van den Dag (14 nov.) wijdde de hoofdredacteur
H. de Veer er een feuilleton aan, wat in die dagen geen opzienbarend feit
was. De Veer, die geen behoefte had om de leermeesteres in haar leerling te
treffen, waardeerde in haar voordracht de afwisseling van sarcasme en op
rechtheid, vuur en tederheid, wat gloed en leven aan het verhaal bijzette. We
horen tevens van hem dat Elize voor een redelijk aantal personen optrad,
dat haar na de pauze toejuichte en haar aan het eind zelfs „de eer der
terugroeping" ten deel liet vallen. De anonieme verslaggever van het Han
delsblad (14 nov.) was wat minder enthousiast. „Mejuf. Baart", schreef hij,
„is een trouwe afspiegeling van mej. Kruseman in gang, intonatie en voor
dracht. Haar geluid is liefelijk, maar zacht, en wat gemaniëreerd. Zelden
was er verheffing in hare stem. De twee stukjes, die zij voordroeg, waren
niet belangrijk... Als lectrice in een klein gezelschap, in een prettigen huise-
lijken salon, zou mej. Baart uitstekend voldoen".