hield ze, op 24 maart, in Middelburg een voordracht van werk van Mina Kruseman en andere auteurs en na de pauze van enkele hoofdstukken uit de Emancipatoria, een in 1874 onder het pseudoniem Werther verschenen ver zameling van eerder in de Zierikzeesche courant verschenen artikelen van Johannes Theodorus Oosterman (1834-1909), hoofd van de school voor on- vermogenden te Zieriksee 30). De Middelburgsche courant 31prees Elize's welluidende stem en beschaafde gebaren, maar er waren in de grote zaal van het Schuttershof maar vijftig stoelen bezet, zodat de slachtoffers van de watersnood 32), voor wie de recette bestemd was, er niet veel beter van zijn geworden. Na deze dubbele teleurstelling schreef ze een mismoedige brief aan haar Brusselse vriendin, die we ook nu alleen maar kennen uit het ant woord een terechtwijzing voor „zóó veel zwakheid en moedeloosheid van de eenige vrouw in Nederland, die ik kracht genoeg had toegekend om mijn voetspoor te volgen en zwijgend te wachten tot dat het oogenblik van hande len daar zou zijn. Ik heb dertien jaar gewachtjij bent, als door een storm wind, voortgestuwd geworden van succès tot succès, vóór dat je nog wist wat wachten was". Opnieuw geeft ze haar de raad, te schrijven; daarentegen keurt ze het af dat ze naar New York of Parijs zou gaan wat Elize zich klaarblijkelijk in haar hoofd had gehaald omdat ze als vrouw nooit zal kunnen concurreren met de grote buitenlandse artisten (III, blz. 204; 29 mei 1876; zie ook blz. 207; 13 juni 1876). Elize heeft haar raad opgevolgd en is gaan schrijven. Drie weken later vraagt Mina haar al, haar de roman toe te zenden (III, blz. 208; 21 juni 1876). Had Elize die in die korte tijd geschre ven? We horen er overigens niets meer over; misschien was ze er nog niet of nauwelijks aan begonnen. Er was intussen iets belangrijkers in haar jonge leven gekomen dan het schrijven van een roman en het toneelspelen de ontmoeting met een man die haar sympathiek was en in wie ze een geest verwant had herkend, een vrijgevochten natuur zoals ze zelf was. B. P. KORTEWEG Bastiaan Pieter Korteweg 33) was op 21 september 1849 te 's-Hertogenbosch geboren. Zijn vader Mr. Adrianus Johannes Korteweg was destijds advocaat en procureur en zou later rechter in de arrondissementsrechtbank worden. Bastiaan Pieter, die dus bijna vijf jaar ouder was dan Elize, was adelborst geweest, had vier jaar in Nederlands-lndië gediend, had na zijn terugkeer in 1872 het jaar daarop de akte van bekwaamheid voor onderwijs in de wis kunde behaald en was na een korte leraarstijd aan de R.H.B.S. te Helmond in september 1873 belast met het onderwijs in de wiskunde aan de Kon. Militaire Academie te Breda. Zijn geavanceerde, maar vooral zijn anti-mili taristische ideeën waren oorzaak dat met ingang van 1 september 1876 zijn werkkring aan de academie beëindigd werd. De gouverneur had hem tevoren schriftelijk meegedeeld dat hij, „onverminderd de vele goede hoedanigheden en eigenschappen, die hem moeten worden toegekend, als o.m. zijn recht schapen en openhartig karakter, zijn ijver en zijne naauwgezetheid in het ver vullen van de hem opgedragen taak, zijne zeer voldoende kennis van de wis kundige wetenschap om deze, in den werkkring waarin hij aan de Academie geplaatst is, te onderwijzen, en zijn voldoende pedagogische ontwikkeling om dat onderwijs goede vruchten te doen dragen; zijne genoegzame zelfstandig heid om bij zijn onderwijs aan niet minder dan 40 cadetten te zamen, de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1970 | | pagina 87