veelt" (III, biz. 216-219; Brussel, 11 juli 1876). Zes dagen later antwoordde
ze haar opnieuw op een brief die ze intussen van Elize had ontvangen. Er
wordt gestookt en Mina is van oordeel dat Multatuli daar de hand in heeft.
,,Lize lief", schrijft ze aan haar vriendinnetje, „welk een gemeenen brief heb
je me nu weer gezonden! Als je aan Korteweg gehecht bent, zóó als ik ver
onderstel dat je bent, stuur hem dan dadelijk alle brieven die je ontvangt,
onvoorwaardelijk van wie. Geef geen sterveling 't recht zich tusschen jou en
hem te stellen, en eisch van hem het zelfde. Staat hij hoog genoeg voor zo'n
vertrouwen dan kun je gerust de toekomst met hem te gemoet gaan, staat
hij er te laag voor dan heb je geen toekomst, 't Spijt me dat je op zoo'n brief
geantwoord hebt. Mocht Korteweg partij voor dien vriend trekken, hetgeen
mogelijk is, vraag hem dan maar eenvoudig wat hij er van gedacht zou heb
ben, indien hij zoo'n brief van mij gekregen had over jou. C'est trop fort!
Er is veel in je engagement dat me niet bevalt; de halfheid vooral hindert me.
Was jullie publiek verloofd, dan had je beide 't recht om elkander te ver
dedigen, en het zwijgen op te leggen aan ieder die met laster of insinuaties
bij je aan durfde komen; nu ben je in een valsche positie en hebben je vij
anden (vrienden?!) meer macht dan je denkt of gelooven zoudt. Ik zie maar
één uitkomst voor je, maar één enkel middel om je vijanden te verlammen en
zelfs Mul te domineeren. Maak dadelijk je engagement publiek, HEEL pu
bliek in couranten, enz. Dan kan Mul geen kwaad van Elize Baart spreken,
zonder zijn vriend in z'n verloofde te krenken; en dan kunnen die andere
schelmen niet tegen jullie intrigeeren onder 't voorwendsel van niet weten
(III, blz. 222-223; Brussel, 17 juli 1876). „Een man is niet sterk", schrijft
ze verderop in de brief nog eens; ze kon het nooit genoeg herhalen. „Korte
weg kan zoo braaf en zoo solide wezen als gij wilt", schrijft ze twee dagen
later aan Lucie, „hij is maar een man, en een man kent geen standvastigheid;
vrouwenliefde blijft „through glory and shame", mannenliefde blijft „through
glory" alleen" (III, blz. 223; Brussel, 19 juli 1876). Omstreeks 1 augustus
wordt de verloving officieel. Mina feliciteert haar ermee, „én met de niet-
interventie van Mul in een geluk, dat hij, uit afgunst, niet kan dulden" (III,
blz. 226; 2 aug. 1876). Alsof Mina niet jaloers was! In elk geval was ze,
van ouds een ware mannenhaatster, maar matig ingenomen met de verloving
van het jonge vriendinnetje dat ze immers als de enige beschouwde die haar
denkbeelden zou uitdragen. „Wat zegt gij toch wel van 't engagement van
Elize Baart?" vraagt ze aan een Amsterdamse vriendin (III, blz. 236-237; 15
okt. 1876). „Dat is ook „Wat elkander lijkt, vindt elkaar!" Hij is net zoo'n
révolutionnair als zij, en beide droomen van samen strijden, en dweepen van
vooruitgang en volmaking! Hoe jong! Ik heb hun heel prozaïsch geschre
ven, dat ik zulke plannen heel mooi vond, maar En attendant is Korteweg
door zijn „al te geavanceerde denkbeelden" buiten betrekking geraakt, en
aangezien 't zeker langer dan een menschenleven duren zal, eer Nederland in
die geavanceerdheid gegroeid zal zijn, zoo heb ik hem aangeraden ook zijn
toevlucht tot Indië te nemen; misschien kwam hij daar wel terecht door de
aanbeveling niet dom genoeg voor Nederland"\ Inderdaad heeft Korteweg
daar ernstig over gedacht, maar tenslotte heeft hij toch de voorkeur gegeven
aan een effectenkantoor in Groningen.
Elize ging intussen door met schrijven en zond al wat ze schreef ter beoor
deling aan Mina toe. In haar antwoord leest men tussen de regels door een