ondertoon van jalouzie op het geluk van het jonge meisje, in wier leven zij
niet langer de eerste plaats inneemt. Elize heeft haar een stukje toegestuurd
dat klaarblijkelijk niet in Mina's geest geschreven was. Mina stuurt het haar
met veel kritiek terug. Is dat nu LIEF zijn?!!!!!!! Harmonieert dat met senti
menteel blond haar en diaphane toiletjes?!" (Ill, blz. 238; Brussel, 18 okt.
1876). Elize schijnt haar vinnig terug te hebben geschreven, en Mina ant
woordt „Maar Lize!!!! „Omdat er voor geen halve cent lievigheid in me is
ARME KORTEWEGÜ! Neen, Lize, je hebt niets van mij! Als ik, even als jij
nu, geëngageerd was geweest met den man van mijn keuze, mijn God! dan
had ik alles lief gehad! de wereld met al haar slechtheid, de menschen met
al hun fouten! Ik begrijp niets van je! Je stukje is een teleurstelling voor me
geweest. Ik verwachtte zonneschijn, gouden, gloeienden zonneschijn
Je hebt me een winterstuk gezonden! Arme Korteweg. Meer zeg ik niet",
(III, blz. 238-239; 22 okt. 1876).
Eind 1876 begon Elize een tournée, ditmaal zonder de directe steun van Mina
Kruseman. De ontvangst door het publiek viel haar niet mee. Ze klaagde
haar nood bij Mina, die haar maar matig kon of wilde troosten. „Maar
Lize-lief", schreef ze haar terug, „waar heb je 't toch eigenlijk over?
Van waar je wanhoop, nu je eindelijk tegenover de werkelijkheid staat? Je
wist immers wat je te wachten stond zoodra je geheel alleen zoudt staan en
voor je zelve op zoudt moeten treden Tracht dus in Godsnaam krachtig
te zijn, nu je genoodzaakt bent, voor 't eerst van je leven, alleen te staan".
(III. blz. 260-261; Maastricht, 19 januari 1877). In een brief aan Lucie ver
duidelijkt zij nog eens waarom Elize niet het succes heeft met haar optreden,
dat ze zich daarvan kennelijk had voorgesteld. „Zij heeft verleden jaar, of
een paar jaar geleden, rondreizende, zich meer dan ééns over het huwelijk
uitgelaten als over de grootste aller dwaasheden, en zich niet gegêneerd
ronduit te zeggen „Als ik ooit trouw, doe ik het zonder de wet"En nu
staat zij in de volle ordinairheid van een dames-engagement tegenover een
publiek dat haar au sérieux genomen heeft en beoordeelt naar haar eigen
opinies! Aan wie ligt hier de schuld? En wie heeft hier geen recht van klagen
meer?" (Ill, blz. 270; Brussel, 5 maart 1877). Tussen de beide laatstgeciteer-
de brieven in had ze aan Cornélie Huygens bekend gebleven als schrijfster
van Bartold Meryan (1897) geschreven: „Wat er bij de Baartjes broeit
weet ik ook niet, daar is ook iets verkeerd Tout comme les autres!
Als de kinderen alleen kunnen loopen vertrappen ze den leiband! Ook al goed,
als ze dan ook maar vast staan en zich niet meer behoeven te bukken om
hem op-te-rapen"! (Ill, blz. 266; Brussel, 13 febr. 1877) Het was duidelijk
dat ook de meisjes Baart uit haar leven zouden verdwijnen, zoals eerder
Multatuli, Betsy Perk en Hélène Gerritsen. Het werd steeds eenzamer om
haar heen, en ook haar onstuimige letterkundige carrière was uitgespeeld.
Eind maart bracht ze het manuscript van haar autobiografie Mijn leven naar
de uitgever Revers in Dordrecht, bij wie het nog hetzelfde jaar in drie delen
van de pers kwam, vlak voor haar vertrek naar Nederlands-lndië. Het boek,
geladen van wraakzucht, is een maar al te zeer mislukte poging tot recht
vaardiging van haar optreden; als we er niettemin dankbaar voor zijn, dan is
dat omdat er allerlei gegevens over Lucie en Elize Baart in voorkomen, die
ons anders onbekend zouden zijn gebleven. Of er later nog gecorrespondeerd
is tussen Mina en Elize weten we niet, al is het wel waarschijnlijk. In 1882 is