Cornelia v.d. Groesen onder mijn gehoor had die hier haren zieken broeder was komen op passen. In Maart kwam J J. Cremer een zijner Betuwsche novellen in het Nut lezen. Hij logeerde bij ons en de vriendschap toen aangeknoopt heeft tot zijn dood geduurd. Onder de vrienden ons dit jaar ontvallen stierf den 22 Oct. Ds. P.A. van der Scheer, 51 jaren oud, na een kort koortslijden door langdurige zielsziekte voorafgegaan. Hij [was] een kundig, voortvarend en braaf man. Den 2 Juli overleed Andr. Magielse, 57 jaren oud, dien ik in velerlei betrekkingen als een voortreffelijk man had leeren waardee- ren, en den 11 Jan. stierf te Amsterdam G.H.J. Grouw. Arme vriend! 1871 Het jaar der smart, ook voor mij "l'année terrible", waarin voor deze wereld de zichtbare band verbroken werd, die mij, gedurende den schoonsten tijd mijns levens, aan een liefdevol hart verbond. Het was of reeds in het begin van het jaar, in dien kouden Januari maand, de schaduw donkerder werd, die wij, gelijk ik hiervoren schreef, op onzen levensweg meenden op te merken. Hoe wel in het genot van vele zegeningen, bleef de indruk niet uit van den bloedigen oorlog30 en al de ellende die er uit voortvloeide. Maar ook andere dingen werkten mede om onze opgeruimdheid te verstoren. Het sterven in Maart van Leentje Ermerins, wier huwelijk met Heyse ik in 't vorige jaar te Zie- rikzee had bijgewoond; het na eene korte ziekte in [1871] overlijden van oom Ermerins te Groningen; het vertrek van onzen goeden vriend Boonen, dien wij met eenige geestverwanten een klein afscheidsge schenk aanboden, wat door mij en Altorffer geregeld werd, dit alles beklemde het hart. Maar er was meer dat droeve snaren trillen deed in het diepst mijner ziel, want hoewel zij zelve voorgaf er geen kwaad in te zien en de geneeskundigen zulks ook beweerden, was het voor hen, die haar dagelijks gadesloegen toch duidelijk, dat mijne lieve beste vrouw kwijnde. Zij worstelde echter met al de kracht van haren sterken geest tegen de kwaal, welke hare vroeger altijd zoo goede gezondheid ondermijnde, en bleef nog steeds de vriendelijke zorgende vrouw, ge lijk onze zieke buurman, kapitein van der Groesen dien zomer onder vond; terwijl zij ook destijds geene moeite ontzag voor eene loting ten behoeve eener bewaarschool13 te Groede. Hoewel haar inwendig lijden als geteekend stond in de diepe groeven van haar verbleekend gelaat, trachtte zij toch nog vrolijk en opgewekt te zijn zoo als in Juli toen van der Grijp bij ons logeerde en wij met hem een bezoek brachten aan den destijds nog niet geheel voltooiden Sloedam 8Z. In het begin van Sept. deed ik met mijn vriend Koch eene wandeling 105

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1977 | | pagina 103