Het reizen, waartegen ik bij het leven mijner vrouw altijd sterk opzag,
was mij nu eene welkome afleiding en ik bezocht dat jaar meer dan
eens Zierikzee, Utrecht, Renkum, Arnhem en Leeuwarden. Zelfs aan
de herijkreis 154, de vorige jaren een plaag geacht, kon ik nu zonder
weerzin denken.
In Febr. werd ik zonder veel tegenstand, hoewel bij herstemming, tegen
mijn vriend D. Jeras, tot lid van den gemeenteraad 39 gekozen. Hoewel
die werkkring mij weinig aantrok, meende ik er mij niet aan te mogen
onttrekken. Van wege het Nut77 kwam ik bij aanvang of vernieuwing
in de Commissie voor de Volksbibliotheek 14c, de Commissie voor den
dienstbaren stand 23 en de Commissie voor de bewaarscholen13.
Het Taal en Letterkundig Congres 130 werd in de eerste dagen van
Septemb. te Middelb. gehouden. Het slaagde boven verwachting en
werd door heerlijk weer begunstigd. Bij mij logeerden Max Rooses en
Willem Roghée en ik ontmoette in die dagen vele oude bekenden en
knoopte nieuwe betrekkingen aan, zoo als met prof. Vreede, prof.
Brill, J. Hoek (uit Kampen), H. Conscience, Beets, enz., enz.
Ik was 2e secretaris en schreef het Congresblad. Kort te voren had ik
met het oog op die samenkomst bij Altorffer 6 uitgegeven Middelburg
en omstreken geschetst.
De "Antwerpsche Geuzen" die het monument voor Marnix te West-
Souburg op 3 Sept. kwamen plaatsen34, hadden mij over die verrassing
geraadpleegd en ik had de standplaats, met eene Commissie uit hun
midden, waarbij dhr. de Geyter was, helpen uitkiezen.
In Dec. las ik in de Werkmansvereeniging over het aandeel der Zeeu
wen in de Noordpoolvaart. Niet lang daarna in de zaal van het Schut
tershof voor veel publiek, las ik een omwerking voor van de bekende
engelsche vertelling "Hoe men eene zonnestraal vangen kan" (29 Jan.
73).
In Nov. logeerde mijn vriend Cremer bij ons; in Oct. stierf, na lang
lijden dhr. Sifflé, dien ik nog kort te voren had bezocht. Hij was een
kundig doch onpraktisch mannetje, die voor menigeen stoelen plaatste
aan regeringstafel doch voor zich zelf maar een bankje kreeg. Op
den 24 Mei stierf aan de kinderziekte de goede J.H. van Dale te Sluis,
den kundigen taalvorscher aan wien veel verloren werd. Kort vóór zijn
dood had ik nog met hem brieven gewisseld. Ook verloor ik in Dec.
71 mijn ouden vriend Dumans en in Jan. 72 den nog ijverigen Bodel
Nijenhuis.
1873
Van dit in mijn leven zoo belangrijke jaar heb ik weinig te zeggen.
Toch staat het diep, zeer diep, in mijn hart gedrukt, want de zon van
huiselijk geluk, die voor goed scheen ondergegaan, begon op nieuw
108