te schijnen in huis en in hart.
Ik heb tot heden, Gode zij dank, altijd nog kunnen vasthouden aan de
overtuiging, dat eene wijze en liefdevolle vaderhand tot in de kleinste
byzonderheden ons lot regelt, en dat men, zoo de telegraafdraad maar
stevig blijft, welke ons hart aan den Schepper verbindt, altijd zonder
veel bezwaar den weg zal kunnen vinden, welke men volgen moet.
Zoowel voor mijn dochtertje, als voor mijn eigen geluk, gevoelde ik,
dat de tegenwoordige toestand niet blijvend moest zijn en dat het
wenschelijk ware, zoo er weder eene echtgenoote aan het hoofd van
het gezin kwam. Toen die gedachte eens post had gevat in mijn geest,
oveiwoog ik haar met den meest mogelijken ernst en trachtte haar
zooveel mogelijk vrij te houden van iedere baatzuchtige nevenbedoe
ling. Zoodra mijn voornemen vaststond, was het opmerkelijk door
welk een reeks van schijnbaar nietige omstandigheden ik als gebracht
werd tot haar die met Gods zegen de ledige plaats in huis en hart in
nemen zou. Eene vluchtige mededeeling bij een bezoek in Utrecht, dat
Caroline Gunning, die ik in 't vorige jaar op den 26 Oct. (Mietjes ver
jaardag) met haar vader te Leeuwarden had ontmoet, zich zoo vrien
delijk had betoond, voor de toen wat ongestelde Jeanne, vestigde mij
ne aandacht op haar. Nu vermenigvuldigden zich de aanwijzingen, en
nadat allerlei bezwaren opgelost waren, werden wij den 26 April ver
loofd. In Juni kwam Caroline bij onze vrienden Koch en haar vader
bij mij logeeren, en toen de herijk 154 afgeloopen was, werd ons hu
welijk op den 24 Sept. te Nunspeet voltrokken.
Caroline's jongste broeder was aldaar predikant, en om de omslach
tige en kostbare huwelijksvoltrekking in Utrecht te ontwijken, besloot
zij om hare woonplaats naar dit dorp overtebrengen. Voor mij ver
bonden zich aan deze plaats velerlei herinneringen en men zou het
haast geen toeval durven noemen, dat op dit vriendelijk dorpje, waar
de graven mijner ouders waren, mijn huwelijk door mijn zwager Proes
ingezegend werd. Na een kort verblijf bij onze vrienden Röell te Roer
mond, keerden wij over Maastricht, Brussel en Zierikzee naar Middel
burg.
Den 8 Sept. werd het kanaal 62 met plechtigheid geopend, den 9. de
Koningsbrug 82 genoemd en werden de leden van den Gemeenteraad
aan den Koning voorgesteld. In het laatst van het jaar scheen de wel
vaart, die men van de kanaal en spoor had gehoopt, tot werkelijkheid
te komen, en op den 18 Dec. zag ik een driemaster van 1500 ton met
volle lading binnenvaren en aan de basaltkaai lossen.
De Gemeenteraad39 besloot in het begin van dit jaar om de oude dam
poort 82 te doen afbreken; te vergeefs poogde ik in den Raad het eer
waardige gebouw voor slooping te bewaren.
In November was ik in eene Commissie om namens de Zeeuwen den
Koning bij zijn 25 jarig regeeringsfeest, een geschenk te geven.
109