1875 Met onze stad bleef het vrij goed gaan en menigmalen had de Los- kaai82 een vroolijk aanzien. Het droogdok werd naar prins Hendrik112 genoemd en voor de exploitatie plannen van Vlissingen en de vestiging der maatschappij de Schelde 70 bezocht die beminde vorst meer dan eens de stad en zag ik hem op een zomerconsert in het Schuttershof 82 (9 en 11 Juni). Voor de Raad, die op 19 Juli de proefreis naar Enge land met de mailboot medemaakte, schreef ik een schets van zijn relaas voor de N. Rott. courant. De wensch om mijne betrekking als IJker154 nederteleggen, deelde ik in Jan. aan den Minister mede en werd op den 15 April eervol ont slagen; later met toekenning van een pensioen van f. 1013. Zonder grooten weerzin verliet ik eene betrekking, waarvoor ik eigenlijk, door gemis aan slag om vlug en juist te cijferen, nooit geschikt geweest was en die ik dan ook maar zelden met genoegen had waargenomen. Toch gevoelde ik bij het scheiden, en vooral bij den tijd van het op reis gaan, dat menigen band mij hechtte aan die eenvoudige ijkplichtigen, waar mede ik vooral in aanraking kwam. Het was de lichtzijde mijner be trekking geweest, dat ik daardoor jaarlijks in nadere aanraking kwam tot de eigenlijke volksklasse, waarin ik altijd veel belang had gesteld en veel aantrekkelijks vond. Hoewel ik in Juli met de meeste stemmen tot lid van den Gemeente raad 39 herkozen werd, zou ik niet durven beweeren dat ik daar "the right man in the right place" was. Zeker niet in de commissie van fi nanciën, wanneer ingewikkelde leenings- en aflossingsplannen moesten worden besproken. Door mijne bekendheid vooral met onze mindere stadgenooten kon ik in de Commissie voor de inkomstenbelasting nu en dan betere wenken geven. Op kerkelijk gebied was ik in het bestuur der Vereeniging Evangelie en vooruitgang en voorzitter der kiezersvereeniging Evangelie en Vrij heid 65 en lid van 't college van notabelen. In de Nutsvergadering77 werd ik tot bestuurder gekozen, waarvoor ik echter bedankte. Op den 29 Januari stierf plotseling mijn brave vriend G.A. Nagtglas Versteeg. Terstond ging ik naar Utr. en woonde 2 Febr. met velen, die hem lief hadden en hoogachten, zijne begrafenis bij. Veel en door velen werd er aan dien degelijken en werkzamen man verloren. Zijne bibliotheek, die hij meest van zijn vriend Moorrees had geerfd, en andere familie stukken, had hij mij vermaakt, waarvan ik de boeken en de kast in het volgend jaar ontving. Eene lieve logée Rika Adriani uit den Briel zou ons in Juli voor een paar dagen komen bezoeken. Met hevige hoofdpijn moest zij te bed blijven, dagelijks werd zij erger, en openbaarde zich een hersenvlies- 112

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1977 | | pagina 110