1877
De ontwikkeling waarin Middelburg zich in de laatste jaren verheugde,
werd dit jaar treurig gestoord door een straf vervolging tegen den
reeder de Decker wegens oneerlijkheid in assurantie zaken, eene ver
volging die in het oog van velen niet zonder een schijn van partijdig
heid was. Op den 31 Mei werd de Decker te Middelb. gearresteerd en
na dat zijne zaak verschillende instanciën doorloopen had den 18 Sept.
vrij gesproken, waarna hij door eene juichende menigte 's avonds van
het station werd gehaald. Voor eene andere reederij-zaak werd hij
echter veroordeeld, waarom hij de stad verliet, zich te Antwerpen ves
tigde, en aldaar spoedig weder belangrijke ondernemingen op touw
zette.
Het overlijden van den Commissaris des Konings mr. W.R. [lees: R.
W.] graaf van Lynden was een groot verlies voor de provincie ge
weest; ieder had dan ook gaarne bijgedragen aan een gedenkteeken
op zijn graf, dat op den 27 Sept. werd onthuld, waarbij ik als afge
vaardigde der Vereeniging voor fabrieks- en handwerksnijverheid 140
tegenwoordig was. Zijn schoonzoon, mijn vriend M.F. Lantsheer stierf
den 4 Sept. in den Haag 58 jaren oud. Met een kort woord herdacht
ik dien voortreffelijken man in de voorrede van het 2e deel, le afd.
der toen in bewerking zijnde beschrijving der Zelandia illustrata 157.
Op mijn voorstel kwam bij het levensbericht door Pekelharing in het
Archief, het welgelijkend lithographisch portret.
Op de begraafplaats te Koudekerke werd op den 31 Maart, de zerk
met ijzer hekwerk geplaatst boven het graf van J.C. van der Meer
Mohr, bekostigd, gelijk ik hierboven verhaalde, door eenige vrienden
en leerlingen.
De Kiezers Vereeniging "De Grondwet" 66 had, zonder ernstige aan
leiding bij de periodieke aftreding der Raadsleden, den Heer mr. A.P.
Snouck Hurgronje niet aanbevolen. Dit scheen mij zoo onverdiend en
onbillijk dat ik in de Middelb. courant85 van 4 Juli daarover een on
derteekend artikel schreef. Met slechts weinige tegenkanting werd dhr.
Hurgronje herkozen.
Den 23 April had ik met mijn schoonvader een gezelligen dag bij v.d.
Grijp in Zierikzee doorgebracht; in het laatst van Juli waren wij, met
Mietje Ruighart een paar dagen te Hulst geweest en van den 1 tot den
22 Aug. waren wij in de niet zeer aanzienlijke en bekrompen kamers
van Sanderse. Wij hadden er aangename dagen, voor al door het ge
zelschap der familie Fuhri, broeder Jan Gunning uit den Haag en prof.
van Vloten uit Haarlem. Het verblijf te Domburg 29 gaf ons ieder jaar
zooveel genoegen, dat wij er over dachten om daar een klein huisje te
bouwen, waarvan wij op den 20 Aug. de plaats uitkozen, te Utr. zijnde
het plan maakten en door van Nieukerken aid., een schoonzoon van
116