noegen kennis maakte met een broeder van Keg die in Japan geweest
was. De jonggetrouwden zijn een paar lieve aardige luidjes, die wij
van harte een rijk gezegend leven konden toewenschen.
Ook ik was in den loop dezes jaars een, zoo als ik het noemde, "pa
pieren" bruidegom geweest, daar ik op den 14 Sept. voor mijn vriend
Hamel, consul-generaal te Bangkok in Siam, aanteekende met juffr.
Marie den Bouwmeester, een aardig en vriendelijk jong meisje, dat
kort daarop alleen naar Singapore ging om haar bruidegom, spoedig
haar echtgenoot, te vinden. Door haar kreeg ik "The Bangkok adver
tiser", waaruit ik de audiëntie van Hamel bij den koning van Siam,
vertaalde en den 27 Oct. in het Nieuws v/d dag plaatste.
Op den 20 Mei stierf, na lang lijden, te Vlissingen onze nicht Keetje
Duhne [Cornelia Johanna Duhne-Ruyghart], Op de begrafenis, waar
Doctor Callenfels een zeer hartelijk woord sprak, waren wij tegen
woordig. Met haar sterven en het kort daarop volgend vertrek van
onze goede vriendin Mietje Ruighart, werd de band losgemaakt, welke
ons sedert jaren aan Vlissingen verbond, waar wij menigmalen en
meestal met genoegen heenwandelden. In dienzelfden tijd stierf mijn
oude knecht, B. van Reuzel, die mede lang ziek was geweest. Zeven
tien jaren lang had hij mij trouw gediend, en tallooze herinneringen
uit den ijktijd 154 vereenigden mij met dien weinig beminlijken, maar
voor mijne belangen altijd ijverenden bediende.
In Juli bedankte ik als lid van de Maatschappij Tot nut van 't alg.
waarvan ik 35 jaren lid was. Onder de meer dan eene rede, was niet
de minste de wijs waarop het Hoofdbestuur gehandeld had met de
benoeming van een algemeen-secretaris. Ook in het dept alhier, had
daarover strijd plaats en met 21, tegen 20 op den hr. P. Bruyn uitge
brachte stemmen, werd Kerdijk voorgedragen. Onwillekeurig herinner
de ik mij bij deze zaak, de voorspelling, tijdens de Jodenkwestie, dat
zij eens binnengelaten waarvoor ik toen zelf ijverde, spoedig naar het
roer zouden grijpen. Het spreekt van zelf, dat hier niet de Joden uit
de synagoge, maar de semitischen geest bedoeld werd.
Van den 2. Juni tot den 28. Sept. waren wij te Domburg 29. Daar mijn
schoonvader zijne kinderen te Maarssen en op Groot Zande bij Doe-
tinchem bezoeken ging, konden wij genoeg plaats in onze kleine woning
vinden, wij voor Cornelis een slaapkamertje hadden gehuurd. Die
jongen was byzonder gaarne op het dorp en toonde er zijn vaardigheid
en Robinson Crusoe-tact door het geheel alleen timmeren van een met
zeildoek overtrokken kanoe waarmede hij zich een heel eind in zee
waagde, wat voor zulk een geoefend zwemmer minder gevaarlijk was.
Bij mijne komst in het huisje wachtte mij eene aangename verrassing,
daar mijne beste vrouw aan den achterkant eene mooie veranda had
laten maken met een verrukkelijk uitzicht op weide en weg.
Wij hadden buiten genoegelijke dagen en vriendelijke kennissen. Ca-
130