zou het boek in het begin des jaars het licht hebben kunnen zien. De bewerking van een vervolg op Geletterd Zeeland156a ging langzaam doch geregeld vooruit en de letters A-C werden voor de pers gereed gemaakt. In de Oct. verg. van het genootschap 155 bracht ik naar gewoonte ver slag uit over de ingekomen boeken en geschenken van oudheid en kunst. De laatste dagen van Maart en de eerste van April besteedde ik aan het maken van den catalogus van de auctie van Jutting 12 die in Oct. plaats had en waarvan de boekerij van wijlen H.Q. Janssen "la pièce de resistance" was. Uit verschillende boeken en handschriften kreeg ik gelegenheid mijne aantt. over Zeeland nogal wat te verrijken. Op welke aantt. ik te Domburg nieuwe alphabetische zaak en naamregis ters vervaardigde. In de rustige dagen aldaar schreef ik ook de aantt. over mijn leven bij, na reeds vroeger tal van oude brieven te hebben nagezien en verscheurd. In het laatst van April zag mijne beschrijving van Domburg het licht. Het nette pakje, waarin Jutting 12a het gestoken had bevorderde zeker niet weinig het goede debiet. Op verzoek van den uitg. Tjeenk Willink 137 schreef ik bij een prentje iets over het huis "De groote mossel" 159 te Zierikzee, dat als de Echo van het oude huis in Eigen Haard N° 44 opgenomen en ook door de Zierikzeesche Nieuwsbode161 als feuilleton overgenomen werd. Mijne mededeeling over twee merkw. gevels te Middelburg was in Febr. in Eigen Haard opgenomen. Den 2 Maart hield mijn vriend Koch een lezing over den vermoorden Amerik. president Garfield waarvan ik een kort verslag in de "Her vorming" van 4 Maart schreef. Door tusschenlcomst van mijn vriend J.R. Planten te New-York, werd er ook in een Amerikaansche courant melding van gemaakt. De redactie van het Handelsblad verzocht mij eenige Zeeuwsche schet sen te schrijven, waaraan ik voldeed en den Nov. werd de eerste in de Zondagseditie gedrukt. In dien tijd werkte ik ook aan eene voorlezing over de bewoners van Zeeland tot aan de achtste eeuw, waar door een plan om mijn eigen boekerij eens behoorlijk te rangschikken, onuitgevoerd bleef. In Dec. hadden wij ten huize van den Commissaris des Konings de eerste vergadering der Commissie voor de restauratie van den stad huistoren 25, waarin ik als voorzitter der Commissie voor de bewaring van oude merkw. gedenkteekenen zitting had. In Juli werd ik benoemd tot bestuurder van het Nederl. zendeling ge nootschap te Rotterdam, in welk vak ik geheel ongezocht eenige car rière schijn te zullen maken en waarbij de wijsheid wel met het ampt zal dienen te komen. 136

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1977 | | pagina 134