overgedragen, doch merkte spoedig dat hij zelf, vooral om een gedeelte van den tuin te bezitten, lust in koopen had. Ook wij zagen hem niet ongaarne eigenaar, en het zou waarschijnlijk wel voordeeliger voor mij geweest zijn, indien ik de geheele leiding aan een notaris had over gelaten. Den 6 November werd het huis aan Dronkers voor 6200 gl. verkocht en nauwelijks was de zaak bezegeld of dhr. Voegler kwam 200 gl. meer bieden. Utrecht scheen om veelerlei redenen, de geschikte plaats om ons te vestigen, beter dan Zeist, waar over wij eerst hadden gedacht. Bij ons verblijf te Utrecht in Oct. hadden wij reeds naar eene woning uitgezien, en toen wij in November aldaar weder waren, vonden wij een huis in de Schoolstraat, ons niet geheel onbekend als de vroe gere woning van den rector Ekker en thans bewoond door dhr. de Bie Luden. Wat mijn werk betreft zoo hield de Zelandia erudita156a mij door gaande bezig en maakte ik een letter of vijf gereed om des gewenscht te worden gedrukt. De Catalogus van de bibliotheek werd voltooid. Het door mij gaande weg gemaakte alphabetische register werd door de dames Janssen op geplakt, uitgezocht en geschikt. De boeken werden zooveel doenlijk, volgens den nieuwen catalogus genummerd, gerangschikt welk werk echter nog niet gereed kwam. Het kabinet van oud en zeldzaamheden en de oude Walchersche kamer werden met vele voorwerpen verrijkt, wat, ten opzichte der laatste, vooral aan de belangstelling van Dr. de Man te danken was. De com missie voor de Zwingli-Tentoonstelling te Zurich vroeg het portret van dien Hervormer110, waarover ik in de Kunstbode geschreven had, ter leen, dat gezonden werd en op de Tentoonstelling een goed figuur maakte. In Januari las ik in het Zeeuwsch genootschap155 over Onze voor ouders, een eerste hoofdstuk uit de geschiedenis van Zeeland, een werk dat ik in den loop des jaars herzag en met genoegen behandelde. In Augustus zag het bij Altorffer 6 het licht. Het boekje werd gunstig ontvangen, en eene minder welwillende, eigenlijk kleingeestige, recen sie in den Spectator door J.G. Frederiks, durf ik gerust aan persoon lijke redenen toeschrijven. In de October vergadering van het Z. gen. gaf ik een overzicht van het verblijf der stadhouderlijke familie in Walcheren in Juli 1786. In het laatst van het jaar hield ik mij bezig met het voor een derden druk gereed maken van Middelburg en om streken en de voorbereiding eener uitgaaf van de Zeeuwsche Schetsen. Een reeds in het vorig jaar opgevat voornemen om tijdens het bad- saisoen de vroegere vreemdelinglijsten uittebreiden tot een weekblad kwam dit jaar tot uitvoering. Dit Domburgsch Badnieuws 29 werd door mij geredigeerd, en ik schreef daarvoor eenige artikelen, o.a. over de herstelling van het uithangbord Het prinsenwapen voor de herberg te 140

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1977 | | pagina 138