Utrecht, 9 oktober 1927). In het begin van de jaren twintig heeft Meer-
tens haar bezocht en de schriften gezien. Na haar dood in 1927 wer
den zij eigendom van de dochter uit het eerste huwelijk Adriana Maria
Cornelia Johanna Boot-Nagtglas (Middelburg, 10 december 1866-
Arnhem, 13 juli 1957). Na haar overlijden erfde haar zoon Gerardus
Wilhelmus Boot, thans wonende te Arnhem, deze schriften.
Op verzoek van Meertens stelde laatstgenoemde de schriften aan Meer-
tens voor de duur van het onderzoek in bruikleen af ten einde er de
Zeeuwse passages uit te lichten en voor publicatie gereed te maken.
Een groot deel van de voorbereidende werkzaamheden was reeds door
hem verricht, toen hij wegens bijzondere omstandigheden zijn naspo
ringen moest staken. Door de drie andere in de aanhef genoemde per
sonen is zijn taak overgenomen en zo goed mogelijk voltooid.
Het doel van de publicatie is bekendheid te geven aan de waarnemin
gen en overpeinzingen van een inwoner van Zeeland betreffende per
sonen, gebeurtenissen en toestanden in deze provincie tussen 1845 (het
jaar waarin Nagtglas zich te Zierikzee vestigde) en 1884 (het jaar
waarin hij Middelburg verliet en naar Utrecht verhuisde). Het gedeelte
van vóór 1845 over zijn jeugd te Utrecht, zijn militaire loopbaan en
zijn studie te Delft is dus niet opgenomen, evenmin als dat over zijn
leven na 1884, aanvankelijk te Utrecht, sedert 1897 te De Bilt. Door
M.P. de Bruin is Nagtglas hierna geschetst als negentiende-eeuws
burger, toegelicht door enkele passages uit zijn geschriften.
Hoewel min of meer in de trant van een dagboek, moet er nogmaals
op gewezen worden, dat 'Mijn Leven' eerst veel later is geschreven.
Nagtglas zelf spreekt van juli 1899, maar men moet wel aannemen, dat
hij over al dat schrijfwerk verscheidene maanden, zo niet jaren, heeft
gedaan. Wel moeten hem na zoveel jaren af en toe details (persoons
namen, jaartallen) zijn ontschoten, zodat er hier en daar leemten voor
komen. Voor zover mogelijk hebben de bewerkers deze aangevuld en
tussen teksthaken geplaatst. Bij het opstellen van de bibliografie
was het helaas niet altijd mogelijk om alle publicaties, die Nagtglas in
zijn tekst noemt, op te sporen. Dit geldt speciaal voor artikelen in
couranten.
Vele personen en instellingen hebben ons met raad en hulp bijgestaan,
in het bijzonder de familie Nagtglas Boot, Mevr. Prof. Dr. M.I. Ger-
hardt, Mej. Dr. W.C.S. van Benthem Jutting, Schout-bij-Nacht (A)
b.d. M.J.C. Klaassen, de Heer P. van der Veen, de Heer J.T.H.C.
Schepman, de Gemeente-secretarie van Domburg, het Archief van de
Nederlandse Hervormde Kerk te 's-Gravenhage, het Museum Boy-
mans-van Beuningen te Rotterdam, de Provinciale Bibliotheek van
Zeeland, het Documentatie-centrum Zeeuws Deltagebied, J.P.B. Zuur
deeg, gemeente-archivaris van Tholen en P.W. Sijnke, gemeente-archi
varis van Middelburg.
15