meerderjarig wording van Comelis, zijn hier te lande tijdelijk vertoe-
venden voogd dhr. F.H. de Bruïne, hadden te logeeren gevraagd, die
tot 4 Jan. bleef, en met wien ik ook nog de fabriek De Schelde te Vlis-
singen bezocht. In onze reeds onttakelde voorkamer, gaven wij aan
enkele der beste vrienden van Cornelis zoo als de v.d. Leyé's en de
Koch's een klein dineetje dat zeer naar genoegen afliep. Terwijl reeds
langzamerhand de banden werden losgemaakt, die mij aan menigen
kleinen werkkring in Middelburg verbonden, kwam er ook bij onze
vrienden niet weinig verandering. Zoo vernamen wij op 10 Jan. bij
Ds. Abresch eene visite makende, uit de eerste hand, dat hij, even te
voren, in den kerkeraad emeritaat had aangevraagd. Op den 20 dier
maand bediende ik bij hem voor 't laatst het Avondmaal, en een paar
dagen vóór mijn vertrek uit Middelburg, woonde ik op 30 Maart zijn
afscheid bij. De keelongesteldheid van onzen vriend Koch verbeterde
niet zoodat hij verplicht werd om zijn werk tijdelijk te staken. De laat
ste godsdienstoefening des namiddags in de Oostkerk, op den 13 Ja
nuari zal niet licht uit mijn geheugen gaan. Hij sprak daarbij een uit
nemend woord naar aanleiding van den tekst "Die God liefhebben
werken alle dingen mede ten goede". Zijn rust heeft hem niet gebaat,
want op den laatsten Zondag van het jaar moest hij zijn, met zooveel
trouw opgevatte, taak neerleggen. Nog treuriger ging het met onzen
vriend Pekelharing, die reeds in 't begin des jaars aan eene hartkwaal
begon te sukkelen, het gansche jaar ongesteld bleef, te vergeefs in
vreemde lucht baat zocht, en tegen het einde des jaars zijn ontslag
moest vragen. Had Koch het voorrecht, dat zijn zwager Tilanus op dien
laatsten Zondag, namens hem, een afscheidsgroet tot de gemeente
sprak, aan Pekelharing werd dat genoegen niet geschonken en zelfs was
zijne verhouding tot een deel der gem. niet zeer aangenaam. In Febr.
werd Geelhuizen bij de Luth. aan den Helder beroepen, welk beroep
hij aannam, zoodat wij bij een langer verblijf te Middelb., ook die
vrienden uit den kring onzer bekenden zouden hebben verloren. Den
19 Maart woonde ik het laatste oud-ouderlingen gezelschap bij ten
huize van de Ligny. De goede, stille en eenvoudige br. van Geelkerken
was ongesteld, waarschijnlijk wel onder den schrik en de bemoeienissen
eener aanzienlijke erfenis, en ook kon onzen vriend v.d. Leyé niet
komen, gedrukt onder den last zijner 87 jaren. Vóór dat het jaar ten
einde was, werden die leden van onzen kleinen kring ter ruste gelegd;
vooral met den goeden ouden br. v.d. Leyé gevoelde ik mij zeer be
vriend. Nog treuriger was in onzen familiekring het verdwijnen van
Piet Ermerins, fabrikant te Como in Italië. Van dien lieven eenvou-
digen jongen had ik veel gehouden en zijn einde was zeer tragisch.
Naar het schijnt, hebben allerlei teleurstellingen hem tot een wanhopig
besluit gebracht, en pas drie maanden later werd zijn lijk uit het water
opgehaald. Gelukkig voor de ouders beviel Wilhelmina Keg op den
142