den behanger Wiesner naar Utrecht spoorden.
Eigenaardige gewaarwordingen verdrongen zich voor mijn geest, toen
ik op Woensdag den 2. April, een vriendelijke lentedag, 's morgens
om 10 het goede oude Middelburg verliet. Dat had ik zeker nooit
gedacht, dat ik uit vrijen wil een stad mij zoo onuitsprekelijk dierbaar,
zou verlaten. Wie met ernst den afgeloopen levensweg overziet, kan
wel niet blind zijn voor het feit dat een hoogere macht onze schreden
rigt. Om 2 uren was ik in Utrecht, waar ik het huis genoegzaam in
orde vond. Aan blijken van genegenheid en vriendschap ontbrak het
niet. De redactie der Middelburgsche courant85 schreef den 4. April
een zeer waardeerend artikel, dat in een ingezonden stuk van 11 April
bevestigd werd. Van de gebr. Altorffer kreeg ik eene mooie teekening,
en het Zeeuwsch genootschap 155 besloot mij toetekennen een gouden
medaille, of een zilververgulde en eenig kunstvoorwerp. Ik koos een
schilderij, voorstellend een gezicht op Middelb., dat mij den 11 Nov.
door voorzitter en secretaris overhandigd werd.
De eerste indruk van ons huis, in de Schoolstraat 38, was zeer vrien
delijk, en wij dronken heel gezellig in 't balkonkamertje koffie. Hoe
zeer ons hart in Middelburg bleef, gevoelden wij ons in Utr. spoedig te
huis, doch waren onder den verwonderlijken indruk om in een stad te
wonen, die ik voor een veertig jaren verlaten had, en waar ik slechts
nu en dan een enkele bekende aantrof. Spoedig na mijne komst liet
ik mij als lid van het Leesmuseum voorstellen, waarvoor ik als lid van
't Prov. Utr. genootschap 114 niet behoefde geballoteerd worden. Door
mijn vriend den conrector Hulsebos werd ik in de Akademische Biblio
theek geïntroduceerd, waar ik met den biblioth. Tiele en den conser
vator Balfoort, kennismaakte en telkens met de meeste voorkomend
heid en hulpvaardigheid ontvangen werd.
Daar de twisten in de Herv. kerk ons een weerzin tegen die kerk had
den ingeboezemd lieten wij ons in de Remonstrantsche inschrijven (26
April), waardoor Jeanne bij den uitmuntenden predikant Dr. P.H.
Ritter op de cathegisatie kwam.
Des zondags-avonds woonden wij doorgaans de godsdienstoefeningen
bij die van wege den Protestanten bond in de St. Pieterskerk werden
gehouden, en waar wij uitnemende toespraken (o.a. van Ds. Beijerman
uit Leiden) hoorden.
Het was een groot genoegen midden in het land te wonen, en betrek
kingen en vrienden dus gemakkelijk te kunnen bezoeken.
Meermalen gingen wij naar Maarsen om mijn 82 jarigen schoonvader
[te] gaan bezoeken, welke goede man nog altijd als een heimwee had,
naar de voor hem onvergetelijke jaren te Middelburg doorgebracht.
Zoo ging ik ook op den 16 Mei, met Jeanne en nicht Netje Nagtglas,
naar Harderwijk om den 70. verjaardag van mijn broeder te vieren en
brachten een aangenamen dag op Flevorama door. Op den 28 ging
144