nu eens rommelend over een brug of snorrend en kletterend langs bosschen, huizen en hekwerk. In 't schemerlicht van den vallenden avond glijden molens, boomen en alleenstaande woningen als reus achtige spookgestalten voorbij, soms flauw verlicht door het onzekere schijnsel der halve maan, van tijd tot tijd tusschen donkere wolkstrepen te voorschijn komende; wanneer zij weder wegschuilt ligt alles in het duister en ziet men, behalve de schaduw van de voortsnellende wa gens, slechts nu en dan een baanwachter die, in blauwe kiel en rood gerande pet, helder verlicht door de lantaarn op den drempel van zijn huisje, onbewegelijk naar den trein staart". De aanhef laat zien dat de schrijver duidelijk een stemmingsbeeld kan weergeven. Nagtglas wil in deze brochure in de vorm van een droom de toekomst van Middel burg en Vlissingen schetsen als gevolg van de komst van de spoorweg. In de brochure is men overal bezig en bezigzijn is het kenmerk van Nagtglas. "Bezield met rusteloozen arbeidszin, wist de Jonge te woe keren met den tijd en hoe drukker hij het had, des te vaardiger ging hem het werk van de hand. Zoo hebben de vele betrekkingen die hij onvermoeid waarnam, hem nooit verhinderd zich van heeler harte te wijden aan hetgene hij zijne "liefhebberijen" noemde". Aldus Nagt glas in een levensbericht van jhr. mr. Willem Comelis Mary de Jonge van Ellemeet (1889). Hetzelfde kan van de schrijver van het levens bericht gezegd worden. Wanneer we het Zeeuwsche Jaarboekje en Middelburgsche Naam wijzer van 1870 raadplegen komen we de naam van Nagtglas zeker achtmaal tegen in de eerste plaats als ijker van de maten, gewichten en weegwerktuigen voor Walcheren met Nieuw- en St. Joosland en de voormalige 4e en 5e districten (Zeeuwsch-Vlaanderen). Verder als lid van het College van Notabelen bij de Hervormde gemeente, lid van het bestuur en bibliothecaris van het Zeeuwsch genootschap, lid van de tentoonstellingscommissie van Zeeuwse oud- en merkwaardig heden voor 1870, secretaris van het Departement Middelburg van de Maatschappij tot nut van 't algemeen, tweede secretaris van het Neder lands taal- en letterkundig congres, voorzitter van de commissarissen van de N.V. Gemeenschappelijke slachterij en penningmeester van het Roode Kruis. Zijn secretarisschap van 't Nut was alleen al een zeer opslorpende baan. Behalve het werk aan dit schrijversambt verbonden hield hij ook nog een drietal lezingen over de opkomst en de bloei van het departe ment Middelburg, die als Geschiedenis van het Middelburgsch De partement in druk verscheen (1867). Hij tracht hierin, zoals hij zelf zegt, aan te tonen hoe onze voorgangers in goede en in kwade dagen, naar de inzichten van hun tijd, de volksgeest poogden te veredelen; geestdrift wilden opwekken voor alles wat goed en schoon is; geest kracht versterken door het verspreiden van degelijke, bruikbare ken- 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1977 | | pagina 25