rechtvaardige verlaten gezien". De deugd is beloond geworden. Nagt-
glas kon het zich permitteren in 1875 eervol ontslag uit zijn ambt te
vragen en te krijgen. Hij kon zijn in 1866 geboren dochter Adriana
Maria Cornelia Johanna de opvoeding geven die haar paste. In Utrecht
wijdt hij zich aan zaken van het Nederlandsch Zendeling Genoot
schap, waar hij in 1885 secretaris van de afdeling wordt. In 1897
volgt het bestuurslidmaatschap van de afdeling Utrecht der Evan
gelische Maatschappij. In dat jaar verhuist hij naar De Bilt. Een
jaar voor zijn dood dateert hij zijn levensbeschouwing van een tachtig
jarige - 1 augustus 1901. "De menschheid is nu weder op weg naar
idealisme en hoe reiner dat droombeeld der volmaking nu blijkt te
zijn, des te verhevener is het streven naar de verwezenlijking. Onder
het aankomend geslacht is in de laatste jaren een geestesrichting waar
te nemen neigende naar het bovenzinnelijke. Oude leerstukken zijn als
herleefd; vroeger als versleten bijgeloof terzijde geschoven, worden
door jongelieden ter harte genomen en vereerd, en meer en meer blijkt
de waarheid van het treffend gezegde van Groen van Prinsterer: dat
wat buiten de religie omgaat, aan de fijnste snaren van het menschelijk
hart zelfs geen toon ontlokken kan".
M.P.d.B.
1. Uit deze titel blijkt niet dat het om twee verschillende werken van De la Rue
gaat. Pieter de la Ruë, Geletterd Zeeland2 (Middelburg, 1741) en Staatkundig
en heldhaftig Zeeland (Middelburg, 1736).
2. Jan Romein, De biografie, een inleiding (Amsterdam, 1946), p. 148.
3. Wat het was en hoe het werd (Utrecht, 1894), p. 82 en 83.
31