INLEIDING TOT HET HANDSCHRIFT
Hoewel de uitgave het Zeeuwse gedeelte betreft, volgt hier een be
knopte samenvatting in de vorm van citaten en opmerkingen tot 1845
en een uitleiding van de periode na 1885.
De eerste zin van het eerste cahier luidt: "Het is een oude vergelijking,
maar die altijd nieuw blijft, dat de mensch even als de wandelaar,
gaarne eens terugblikt op den afgeloopen levensweg". Die terugblik
is zeer omstandig geweest. Zelf zegt hij dat hij vroeg begon de dage
lijkse verrichtingen in een dagboek te schrijven. Op blz. 6 schrijft hij:
"Zierikzee April 1846. Wat ik mij had voorgenomen werd uitgevoerd
en nu en dan schreef ik schetsen van wat mij merkwaardig toescheen;
zooals bij den aanleg der kanaalwerken en spoorwegen door Walche
ren; bij de geboorte van onze dochter toen ik een ontwikkelingsboek
aanlegde en bij het heengaan der dierbare vrouw, de donkerste scha
duw op den levensweg. In 1855 of 1856 kwam ik er zelfs toe om bij
een opruiming van boeken en papieren, de oude dagboekjes te vernie
tigen, wat mij spoedig berouwde. Na mijn hertrouwen werd er weder
een dagboek aangelegd, dat van 24 Sept. 1873 tot op heden onafge
broken kon worden bijgehouden, en dat ons niet alleen veel genoegen
gaf, maar ook menigmalen niet geringe diensten bewees, de Bilt Febr.
1899".
"Ik werd geboren op den 7 November 1821 en op een toevallig be
waard gebleven briefje, dat op de voordeur was geouweld waren
kraamvrouw en kind op dien dag redelijk welvarend". De vele aan
tekeningen over het huiselijk leven zijn petieterig van aard, maar dan
treft weer: "Belangrijke factoren in ons gezin waren de dienstboden,
die als huisgenooten werden behandeld. Zij bleven bij ons jaren lang
en eindigden doorgaans in een der vrije woningen in Sions-Kameren,
of als dischgenooten in het Bartholomei-gasthuis".
De familie is ook een dankbaar onderwerp: het zijn meestal welvaren
de burgers. Nagtglas paarde een levendige fantasie aan een drang tot
schrijven. Nauwelijks twaalf jaren oud maakte hij al een huiscourant.
"Het denkbeeld van die courant kwam wellicht bij mij op door onze
bekendheid rnet dhr. Jan de Leeuw, eigenaar en uitgever der Utrecht-
sche courant. Deze woonde in onze buurt op de Oude gracht in het
huis, waar Paus Adriaan in den gevel stond. Meermalen kwam ik naar
het drukken van de courant kijken. Die goedige courantier was een
goedig oud heertje in een witte zoogenoemde poederjas, een blond
pruikje en een korte broek".
"De school" vormt een hoofdstuk apart. In 1826 ging hij naar de
Franse school wat hij een pedagogische misgreep noemt. Het correct
schrijven van het Nederlands kostte hem zijn leven lang veel moeite.
32