Spoedig was het ergste over, maar tevens het weer "verzuurd"; zooals
de stuurman zeide. De zon bleef schuilen achter de woeste, uitgerafel
de, sneldrijvende wolken; terwijl harde windvlagen het water beroerden
en de vele molens de zeilen inbonden. Bij het uitvaren der Dortsche
Kil, woei het een halve storm, was het laatste zonnestraaltje verdwenen
en weerkaatste de onafzienbare wijde, schuimende en deinende water
vlakte een effen grauwe lucht. Er waren slechts enkele schepen te
zien, met gereefde zeilen voor den wind wegloopende. De kajuitslui
ken werden gesloten en de matrozen hadden de stormplunje aangetrok
ken. Rustig, als bewust van hare sterkte, sloeg de boot stampend en
bonzend, zich een weg door de baren, welke machteloos tegen den
scherpen boeg uiteen spatten, zoodat de vlokken donzig schuim ver
wegvlogen. Met onverstoorbare kalmte vervulden officieren en ma
trozen de taak, waartoe zij geroepen waren; de kapitein op het dek of
op de brug; de stuurman bij het kompas en het roer; de hofmeester in
de kajuit en de matrozen in oliepakken en zuidwesters overal waar
hun rappe handen noodig waren.
Die frissche bries, welke de vlokkige kudden weiden deed op de
Zeeuwsche stroomen, onafzienbare waterplassen is mij lang bijgeble
ven. Ik genoot van het schoone uitzicht; temeer daar ik niet, gelijk
vele medereizigers, door het schommelen en stooten van het schip
onpasselijk werd. Niet gaarne zou ik echter afgedaald zijn in een der
deinende schuitjes, waarmede bij sommige veeren, o.a. aan de Willem
stad passagiers werden opgenomen of afgezet. Hoe hevig enkele wind-
stooten ook waren, was er geen zorg, want de Gorinchemsche boot
was een uitnemend schip met een beste gezagvoerder en keur van sche
pelingen. Vooral was dat stoomschip goed bekend door de voorkomen
de vriendelijke behandeling, wat, naar vooral te Zierikzee beweerd
werd het aristocratsiche element uit het deftige Middelburg den toon
gaf en vooral het verbod om in de kajuit te rooken stof gaf tot onge
noegen met den statigen hofmeester zekeren Koning. De prijs van den
overtocht, vroeger tien gulden, was destijds reeds tot op de helft terug
gebracht en daalde later tot 2,50.
Na een reis van ruim negen uren, kwamen wij tegen half vier te Mid
delburg aan, na nog geruimen tijd in de bijna toegeslibde haven te
hebben gesukkeld. In weerwil van het min gunstige weer, maakte de
stad op mij een deftige indruk en deed mij denken aan een zwart ge
rokte en wit gedaste heer, die betere dagen heeft gekend. Ik logeerde
bij mijn neef den predikant Adrianus Slotemaker en bracht enkele
dagen bij die gulle menschen in hun vriendelijke gastvrije woning aan
het gedempte Molenwater82 door. Er was ook een jong meisje uit
Maassluis gelogeerd, zekere juffrouw Nieuwenhuis, waarmee de joviale
dominee mij plaagde. Ik geloof niet dat ik veel moeite zou hebben ge
had om haar hart te winnen en zij borduurde in gouddraad nog voor
35