mijn gemoed niet alles zonneschijn. De eenvoudige en toen in Zeeland weinig in aanzien [zijn]de post trok mij weinig aan en hoofd en hart waren nog vervuld van den glans der epauletten en andere militaire illusiën om in zulke nuchtere burgerlijke bezigheden als ijken en her ijken behagen te kunnen scheppen. Het nazien van meestal morsige maten en gewichten, leek mij een Sisyphuswerk, te meer daar de ba lansen niet worden nagezien. Geld verdienen moest het geestdoodende werk goedmaken en dat had mijn eerzucht nooit sterk aangetrokken. Op die reis herhaalde ik telkens tot mij zelf: "Als men niet bezit wat men niet beminnen kan, moet men liefhebben wat men heeft". Het duurde een geruimen tijd eer de kisten met instrumenten en werk tuigen ingedragen waren, in de ruime maar sombere Raadkamer van het gemeentehuis, waar de burgemeester Polderman, een bejaarde een voudige landbouwer, mij opwachtte. In korten tijd was de raadkamer, met wapens en oude portretten aan de witte muren, door de vaardig heid van mijn bediende ingericht tot een knap en voldoend ijkkantoor. Op de stevige ouderwetsche tafel prijkten in helderen glans het stel balansen uit de fabriek van Becker te Arnhem, dat toen voor het eerst zou gebezigd worden en daarnevens stonden de doozen met verificatie toestellen en lagen de hamers, ponsoenen 108, vijlen en andere gereed schappen voor den arbeid gereed, terwijl aan wanden en deuren publi- katiën waren opgehangen om de belanghebbenden aan hunne verplich tingen te herinneren. Een schuit uit Sint-Philipsland was met de maten en gewichten uit die gemeente aangekomen en de voorvloer was bijna gevuld met de zware ijzeren gewichten der meestooven79 en tal van doozen, zakjes, manden en pakjes waarin de winkeliers gewoon waren hun voorwerpen naar het kantoor te vervoeren. Het tooneel was ge reed en het scherm opgehaald om het eerste bedrijf van mijn ambte naarsloopbaan aantevangen. Met groote zorg had ik de medicinale gewichten van den geneesheer van Flipsland nagewogen en wilde er de beide ijkstempels (mijn familiewapen en de jaarletter a) op slaan. "Arends, geef mij de doos met stempels eens aan?" vroeg ik toen het onderzoek was afgeloopen. "De stempeldoos?" luidde het eenigzins haperend antwoord, "die heeft meneer immers zelf ingepakt?" "Kerel, ik heb je de blikken doos aan gewezen om in de kist te zetten" en de gedachte aan vergeten kwam op. "Dan zijn ze op kantoor gebleven", zei Jan leukweg, en zoo was het ook. Met den aanvang van mijn arbeid was ik gefaald en het werk moest worden gestaakt. De schipper van Sint-Philipsland werd met een mooi praatje en een goede fooi afgescheept en eene kennisgeving aan de voordeur gespijkerd, dat de herijk tot Maandag, want het was Zaterdag, uitgesteld was. Een half uur later zat Jan de Noorman reeds in een karretje naar Stavenisse, om, zooals men dat noemde, over land naar Zierikzee te 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1977 | | pagina 40