zaak zelf op te treden en ik mijne goede ouders liever wilde raadplegen dan doen beslissen, wenschte ik niet onbedacht tot zulk een gewich tige stap over te gaan. Hoe verliefd ook, begreep ik toch, dat men van rozengeur en mane schijn niet leven kan en dat het dwaasheid zou wezen om de zaak door te zetten, zonder het vooruitzicht om een huishouden behoorlijk op te kunnen zetten en in stand te houden. Daarom vroeg ilc mijn goeden trouwen vriend Dumans om den notaris mr. J J. Ermerins, den voogd mijner geliefde te gaan spreken, waardoor ik te weten kwam dat hoewel niet vermogend, toch geldelijke omstandigheden eene ver bintenis niet zouden verhinderen. Nu begreep ik dat er een einde moest komen aan het onophoudelijk wandelen langs zeker huis op de Oude haven159 en het volgen en steeds op de wandeling als toevallig tegen komen eener oude en jonge dame, de laatste met een blaauw fluweel hoedje en een wit halsbontje, 't welk haar zoo bijzonder kleedde. In het laatst van Februari schreef ik een brief aan mevrouw Ermerins met verzoek om een onderhoud, waarop onze wederzijdse vriend ds. Du- mans antwoord zou komen vernemen en het verlichtte mijn hart niet weinig toen ik veraam dat dit bezoek welwillend werd toegestaan. Zoo kreeg ik bericht dat [het] Woensdag 25. Februari des avonds ten half acht uur zou worden afgewacht. Het was een donkere nevelachtige avond, toen ik met een ongekende aandoening van onrust, opzien en verlangen mijn kamer verliet. Hoewel mijn hart zeker sneller klopte dan gewoonlijk, was ik toch veel kalmer dan ik mij had voorgesteld in een dergelijk geval te zullen wezen, wat stellig de vrucht was van een vurig gebed om hulp en steun van God in dit keerpunt van mijn leven. De pols begon den stoommarsch te slaan toen ik van de steenen brug het huis in het oog kreeg en ontwaarde hoe er in den gang hel derder licht dan gewoonlijk schemerde. Een oogenblik kwam de ge dachte bij mij op wat er wel gebeuren zou, indien ik voorbij ging, naar mijn kamer terugkeerde en de zaak het zooals zij was. Een malle ge dachte, maar gelijk er in dergelijke gewichtige oogenblikken meer op wellen en zij flikkerde dan ook slechts even door mijn ontroerd ge moed. Ik trad de stoep op en in het volgend oogenblik klonk de heldere zware schel door den ruimen gang, waarop een gevoel van verlichting volgde, dat de teerling geworpen was. Spoedig werd de voordeur ge opend en liet een dienstbode mij in de ruime deftige voorkamer, waar mevrouw Ermerins mij tegemoet kwam. Die statige maar vriendelijke, toen vijf en veertig jarige vrouw was kennelijk niet op haar gemak en toen ik haar de aanleiding van mijn bezoek had meegedeeld, zeide zij zeer voorkomend niets tegen mijn aanzoek te hebben; maar dat zij deze zaak geheel overliet aan de beslissing harer dochter, die zij roe pen zou. Na meer dan drie en vijftig jaren, gevoel ik nog de aandoe ning, welke mij doortrilde, toen ik het dierbare meisje waarvan de 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1977 | | pagina 55