len, een hem passende plaats en werd professor in de Natuurkunde aan de Piet-Coopers-Institution te New York welke betrekking hij met lof tot in hoogen ouderdom vervulde. Een zijner zonen is een vermaard photograaf te Londen. Met bezorgdheid werd in 1847 de oogst tegemoet gezien. Indien ik mij wel herinner, werd er een Algemeene Bededag voor uitgeschreven waarbij ds. Moltzer, toen predikant te Haarlem doch vroeger te Zierik- zee*, dat de indruk van die rede mij nog altijd is bijgebleven. De Kleine kerk159 kon er in die dagen vriendelijk en gezellig uitzien. Doorgaans was het stampvol, want er waren maar zeer enkelen, ook onder de jon gelieden, die den toen niet wel klinkenden naam hadden "onkerksch" te wezen. De meeste heeren zag men in den winter, zowel des avonds als des morgens in de kerk en het was soms moeilijk om een goede plaats te krijgen. Er was toen nog geen orgel en de verlichting had met vetkaarsen plaats. De Groote kerk159 in 1832 afgebrand, was nog niet herbouwd en deed aan een bouwval denken. Eindelijk werden de be zwaren uit den weg geruimd; het gebouw voltooid en in een namiddag godsdienstoefening op den 21. Mei 1848 door den oudsten predikant G.C. Drooglever Fortuijn ingewijd. Ook ik was een trouw bezoeker van de kerk, wat waarschijnlijk medewerkte om mij in 1847 tot Diaken te doen verkiezen. Daar er geen kerkekamer was, werden de vergade ringen gehouden ten huize van den Consistorie-dienaar M. Costerus in de Poststraat. Na de verkiezing van ouderlingen en diakenen werden er commissies afgevaardigd welke staande de vergadering de benoem den gingen kennisgeven; terwijl bij weigering van 't diakenschap een boete van 50 gulden werd opgelegd, ook afkoop genoemd. Zoo ge beurde het dat ik in het laatst van '46 een niet geheel onverwacht be zoek kreeg van een dergelijke commissie. Ik poogde door de achter deur mijner woning te ontsnappen; doch werd door de Commissie na gezet en in de Meelstraat ingehaald, waarna ik mij na wat tegenspar telen, gelijk gebruikelijk was, aan den voorzitter ds. Dumans, gewon nen gaf. Het diakenschap was toen door de inrichting van het Her vormd Diaconie Armbestuur 54 eene werkzame en voor jongelieden leerzame betrekking. Voor een subsidie van als ik mij wel herinner, ruim 2400 gulden nam de Diaconie de verzorging op zich van alle Gereformeerde Nederl. Hervormde armen; zoo wel binnen als buiten de stad, voor welke laatsten het domicilie van onderstand door vier jarige onbedeelde inwoning. Hierover ontstonden natuurlijk vele kib belarijen met andere armbesturen, welke dan na briefwisseling door Gedeputeerde Staten of den Koning moesten worden beslecht. Voor den secretaris, waartoe ik gekozen werd, gaf dit niet weinig werk, daar er in den regel omstreeks vijfhonderd brieven in het jaar moesten worden geschreven en verzonden. Ongewoon met dergelijken arbeid Enkele woorden in ms. uitgevallen. 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1977 | | pagina 61