worden, waar ik met mijne militaire neigingen, wel lust in had, doch de verwarde inrichting, de daaraan verbonden kosten en last not least, de wensch van mijn meisje hielden mij terug. Behalve nu en dan eene exercitie op een plein achter een herberg in de Nobelstraat heb ik als schutter weinig verricht en ook gelukkig nooit bij het Brandpiket dienst gedaan. In dien tijd was Zierikzee een gezellig stadje, te meer daar het er goed ging, waardoor veel een vrolijk en opwekkend voorkomen had. Aan aangenaam verkeer ontbrak het ons niet en meer dan ons lief was werden wij uitgenoodigd, en soms zoo druk dat wij ons met het oog op de daaraan verbonden kosten moesten terug trekken. Des zomers namiddags bracht men, gewoonlijk in gezelschap, een bezoek aan de onder Noordgouwe buiten wonende familiën De Jonge, Boeije, De Crane, van Vrijberghe enz. Die ontvangdagen droegen den weidschen naam van courdag en waren soms zeer gezellig, vooral bij den ouden Burgemeester de Crane, een gul en zeldzaam goedhartig gastheer. Daar Mimi en ik veel van wandelen hielden genoten wij veel van die uitspanning en deden menigen heerlijken tocht door de omstreken van Noordgouwe, het verste Sas, het Gouwe of over de Zeedijk en langs de Schelde. Behalve mijn eersten vriend Sicco (Koos) van der Grijp, dien wij bei den een warm hart toedroegen, maar bij wien ik veel in de gezellige apotheek, doch maar zelden in de huiskamer kwam, bleef Marinus de Jonge een goede kennis. Wij kwamen veel bij elkander en bespraken dan, gelijk ik hier voren vertelde, doorgaans ernstige onderwerpen. De Jonge had een helder praktisch hoofd en een edel trouw hart, doch hij was uiterst prikkelbaar, vermoedelijk door de sloopende ziek te, waaraan deze brave jongeman in April 1852, 25 jaren oud, be rustend en kalm heenging. Vele jaren later (1881) zag ik hoe de pre dikant J.E. Inckel in: Bladzijden uit het levensboek van den Evangelie dienaar, op blz. 52 van dien brave jongen Zeeuwschen reeder gewag maakt. Een andere bekende dier dagen was Bernard J. Gratama subst. Officier van de Rechtbank en later Hoogleeraar te Groningen. Hij was een eigenaardige persoonlijkheid, somber en gesloten. Zeer kundig en ijverig trok zijn kerkelijke opvatting mij weinig aan. Reeds destijds dweepte hij met de anti-revolutionaire beginselen, waarvan hij een partij man werd. Aan jkvr. Everdine, de zuster van mijn bovenge noemde vriend, heeft hij eene voortreflijke echtgenoote gehad. Nadat ik 's avonds tegen 11 van mijn meisje was gekomen, bezocht ik hem dikwijls en keuvelden en kibbelden wij soms tot twee of drie uren in den nacht. Onder mijne bekenden was een goede wandelvriend de rector der Latijnsche School Dr. H.M. (de Bruijn de Neve) Moll, een der geestigste redacteuren van het toen nog jeugdig tijdschrift: De Gids. Bijna iederen Woensdag of Zaterdag na schooltijd, deden wij een "ferme loop" door Noordgouwe, naar Dreischor en soms ook wel 66

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1977 | | pagina 64