naar Brouwershaven, waar wij dan in het nooit voltooide hotel Cats- burg 67 koffie dronken. Daar mijn ambt in het 2e district van Zeeland weinig te doen gaf en tien maanden van het jaar een sinecure mocht heeten, ontbrak het niet aan de gelegenheid om te studeeren, waarvoor ik de bovengemelde tijdsverdeeling vrij trouw volgen bleef. Wis-, natuur- en scheikunde bleef ik, beoefenen, benevens de inrichting van het ijkwezen154 in an dere landen. Hoewel die studies mij niet sterk aantrokken, meende ik zulks aan mijne betrekking verschuldigd te zijn, zoo dat ik mij nu en dan verdiepte in de geheimen der differentiaal en integraal rekening, ook over den sterrenhemel las ik en excerpeerde ik professor F. Kaisers belangrijk werk in 1844 uitgekomen, alsmede J.G. Sommer, Tafereel van het Heel-Al. De welgevulde boekenkasten bij mevr. Ermerins [verschaften] mij nog steeds lectuur. Mijn adversaria 2 getuigt dat ik daar veel uit overschreef, maar niet minder uit de werken van Jean Paul, Claudius, Andersen, Frederika Bremer, Dickens en anderen, die ik in eigendom had, of waarmede ik door een uitnemend leesgezel schap kennismaakte. De standaard der ontwikkeling was in de meest beschaafde kringen te Zierikzee destijds vrij hoog en dhr. Borski te Delft had mij niet ten onrechte gezegd, dat de jonge dames te Zierik zee niet alleen lief en eenvoudig, doch ook beschaafd en ontwikkeld waren. In December 1846 las ik, vooral op aansporen van dominee Dumans, voor het eerst in het NutDat optreden in de welgevulde zaal heb ik elders verhaald. Een beschouwing over Sint Silvesters of Oudejaarsavond scheen welgeslaagd en het ontbrak niet aan welwil lende en aandachtige hoorders. In het volgend jaar, toen ik Lid van het Departements-Bestuur gekozen was, las ik in de December samen komst over het Reizen, een opstel waaraan ik nog al veel tijd had besteed. Als ik mij nu voorstel, hoe gebrekkig en slordig ik in die dagen schreef, wat ik door oefening en toeleg in dat jaar ten goede veranderde en hoe deerlijk ik tegen taal en stijl zondigde, kan ik mij nauwelijks begrijpen, hoe ik, zoo weinig voorbereid, als spreker en schrijver dorst op te treden. Ik ondervond toen dat geduld veel over wint, vooral ook bij het verzamelen en inschrijven van aanteekeningen over onze en daaraan verwante familiën. Onder de boeken waarvan ik in die jaren veel dienst had, behoorde ook de lessen over de Rede neerkunde van Hugo Blair. 1848 In het begin van 1848 besloten wij om ons te vestigen na een verkee ring van ruim twee jaren. Met een klein inkomen van even 1500 gul den scheen dit een waagstuk, vooral in dien fel bewogen tijd, waarin het maatschappelijk gebouw overal waggelde. Een pistoolschot op den 67

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1977 | | pagina 65