den wij onvergetelijke dagen vol dankbaarheid en levenslust, waarvan tal van vriendelijke herinneringen nog glanzen in mijn geheugen. Mijn voortreffelijke [vrouw] had er uitnemend slag van om alles vriendelijk en gezellig in te richten en de huishouding genoeglijk te maken en ik zou haast zeggen te veredelen. Met zeldzaam overleg en nauwgezette spaarzaamheid wist zij alles zoo te bestieren, dat wij in ons eerste huwelijksjaar met omstreeks twaalfhonderd gulden alle uitgaven kon den goedmaken en dus ruim driehonderd gulden overhielden; welke gunstige uitslag wij zeker niet weinig dankten aan het streng vasthou den aan eene met zorg opgemaakte Begrooting van ontvangsten en uitgaven. Toch hadden wij niet als kluizenaars geleefd, de vrienden gul ontvangen, de behoeftigen in mijn armenwijk niet vergeten en zelfs den 1. Januari 1849 luisterrijk gevierd. 1849 Op dien dag de verjaardag mijner moeder, toen de 70. werd er in ons gezin altijd huiselijk feest gevierd, waarbij een kalkoen de hoofd schotel uitmaakte. Over dat gebruik hadden wij wel eens gesproken, maar er terstond bij gevoegd, hoe ons zulk een kostbaar gerecht niet gelegen zou komen. Wij zouden dien gedenkdag dan ook maar stil laten voorbijglijden en ons bepalen om zeven behoeftige gezinnen op een maal van ingelegde snijboonen met worst te onthalen, waarbij wij ook ons dien middag bepalen zouden. Maar mijn lief vrouwtje wist er meer van en had andere plannen. Met onze goede tante Koobet Er- merins, die even hartelijk en vriendelijk voor ons was en die in denken en doen een engel op aarde geleek, werd een plannetje beraamd om mij op den Nieuwjaarsdag een aardige verrassing te bereiden. Geheel buiten mijn weten of vermoeden, had zij op dien dag, twaalf onzer beste kennissen, alle jongelieden op een dineetje genoodigd. Door allerlei vriendelijke overredingen, wist zij mij zóó slim te be praten, dat ik na kerktijd den geheelen morgen uithuizig bleef. Het was somber nevelig weer, juist geschikt, zoo als ik aan de koffietafel nog gezegd had, om uit eten te gaan of vrienden te ontvangen. Toen ik tegen vier uren te huis kwam, vond ik onzen doorgaans eenvou- digen disch niet in de achterkamer aangericht en hoorde boven in ons salon gerucht van vele stemmen. Welk een verrassing aanschouwde ik daar. In de ruime, nette helder verlichte kamer, waar het haardvuur vroolijk vlamde, stond een keurig diner gereed en als middenschotel een fraai opgemaakte kalkoen. Heilwenschend kwamen mij de vrien den tegemoet. Wij hadden een genotvollen middag vol afwisseling en grappen en er is zelfs de kiem gelegd eener verbintenis tusschen onzen vriend Gratama en Everdine de Jonge. Ook werd ik door dat samen zijn genezen van zekere beschroomdheid om als gastheer op te treden. Mijne lieve, beste vrouw had alle eer van hare zoo wel geslaagde ver- 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1977 | | pagina 68