Proes als predikant naar Den Haag; dat hij echter, na veel strijd meen de te moeten afwijzen. 1850 De drie volgende jaren, gleden voor ons kalm en genoeglijk voorbij en liggen in mijn heugenis als rustige plekjes op den levensweg. In het stille Zierikzee sloeg de polsslag van het maatschappelijk leven maar zelden opgewonden, zelfs bij de groote maatschappelijke bewe gingen, welke een groot deel van Europa toen als in vlam zetten. Met mijn lief, best vrouwtje was ik innig gelukkig en het leek mij toe, als of ik haar iederen dag meer beminde dan den vorigen. In ons klein maar gezellig huis, met goede vrienden, eenvoudigen omgang, weinig be hoeften en vooral als President van het Diakenie Armbestuur54 een leerzame en aangename werkkring scheen het huwelijksleven ons schier een genotvol spel en wij hadden het met ons beiden zóó goed, dat wij naar geen vermeerdering van gezin verlangden. Ook over dienstboden hadden wij nooit te klagen en met schier al de meisjes, die bij ons woonden, zijn wij ook later in vriendschappelijke verhouding geble ven en sommigen hebben zich trouwe vriendinnen betoond. De ge woonte dat de dienstbode des morgens tegenwoordig is bij het lezen in den bijbel, het Dagschrift en een psalm of gezang heeft van den 2. September 1848 tot op heden 12 Juli 1899 stand gehouden. Des avonds aan de theetafel begon ik meestal voor te lezen een der boe ken uit het leesgezelschap een roman Bulwer, Dickens, juffrouw Tous- saint enz; welke heerlijke avonden altijd te snel omvlogen. Om 10 uur kwam somtijds nog onze goede vriend, nog aan de ruiten kloppen en bleef een uurtje keuvelen en een bord karnemelk of rijstebrij nuttigen, welk avondgerecht wij toen bijzonder smakelijk vonden. In Augustus 1850 deden wij ons eerste uitstapje. Wij bezochten Utrecht, Arnhem, De Steeg, waar wij vele vrienden uit Zierikzee vonden en vertoefden eenige weken te Nunspeet, toen een afgelegen, maar lief en vriendelijk dorp. Vervolgens waren wij veertien dagen te Leeuwarden en bezoch ten ook de familie (prof. J.W. en prof. F.Z.) Ermerins te Groningen. 1851 Een volgend jaar toen onze geldelijke omstandigheden door het on verwacht overlijden van Mietjes doove en suffe tante Maria Ermerins te Middelburg wat verbeterd waren, deden wij met moeder Ermerins en zuster Koobet [Jacoba Elisabeth, jongere zuster van de vrouw van Nagtglas], in gezelschap van onzen vriend Van der Grijp een reisje door België 118 (Brussel, Namen, Luik, Chaudfontaine) en langs den Rijn tot Bingen, waarvan wij aangename herinneringen bewaarden, 72

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1977 | | pagina 70