Barmen 119 en brachten op de terugreis eenige genoegelijke dagen in
het Hotel Maywald te Kleef door. Te Utrecht waar we ook nog wat
vertoefden, maakten wij bij nicht Nagtglas Versteeg kennis met hun
vriend Moorrees, een goede jongen, die in allerlei verre landen herstel
voor de teering zocht, doch kort daarna bezweken is. Hij bemaakte
zijne bibliotheek aan onzen wederzijdschen vriend Gerrit Nagtglas
Versteeg, die de verzameling een twintig jaren later aan mij naliet.
Wij waren dus niet in Middelburg toen in Sept. in de Oostkerk82
rumoer ontstond, omdat de predikanten in een toga optraden, wat
vooral aan de goeden ortodoxen dominé Taats kwalijk genomen
werd 9.
De strenge winter maakte het werk der diakenen niet gemakkelijk,
doch zij ontvingen een groot blijk van vertrouwen in eene ruime col
lecte op den 22 Januari gehouden. Niemand kon zich eene zoo aan
zienlijke inzameling herinneren en toen de bussen in de Consistorie
kamer werden geledigd, lagen de groene tafels vol bankbiljetten en
rijksdaalders. Er moest meer dan vijfduizend gulden worden geteld.
Op den 1. Januari werd ik gekozen tot lid van het Bestuur van de
Middelburgsche afdeeling der Nederl. Maatsch. van Nijverheid92. Dat
departement had lang gekwijnd, doch was in de laatste jaren veel
verlevendigd onder het bestuur van A.H.G. Fokker als voorzitter en
de Ligny als secretaris.
In Februari werd ik benoemd tot lid van het Historisch Genootschap
te Utrecht56 (waarvoor ik in 1865 bedankte) eene onderscheiding
weinig verdiend, maar ook van geringe beteekenis!
Voor de Middelburgsche courant85 schreef ik in dat [jaar] een zeven
tal artikelen, terwijl in het Album zeventien vertalingen werden op
genomen. Met den uitgever Abrahams had ik toen vele betrekkingen.
In Januari had ik aan de redactie der Letteroefeningen te Amsterdam
gezonden eene verhandeling over Het lot der lagere standen in de ver
schillende tijdperken van beschaving welke spoedig geplaatst werd [in
1855] en waarvan ik nog al genoegen had. Voor zoover ik weet, ont
ving ik van den uitgever Ellerman, een curieus oud heer, geen hono
rarium. Ook plaatste ik in dien zomer een paar brieven in de Tijd
spiegel, waarvan mij het onderwerp ontgaan is. Aan De Navorscher
bleef ik ijverig medewerken.
1856
Het jaar '56 gleed kalm voorbij en in onzen huiselijken kring hadden
geene byzonderheden plaats. In het najaar kwam mijn broeder, toen
Resident te Elmina 46 met verlof en vertoefde een geruimen tijd heel
gezellig bij ons. Met hem deden wij een uitstapje naar Zierikzee, waar
wij op 25 Oct. de inwijding eener nieuwe concertzaal, achter het
82