Reeds veel vroeger had het onderwerp mij voor den geest gezweefd (verblijf te Delft) en ik had het in 1855 geschreven. Die eenvoudige vertelling was uit mijn hart gevloeid en had mij niet weinig tranen ge kost. Ik had er echter nog al voldoening van. In het voorjaar schreef ik in hetzelfde maandwerk Een Bezoek aan Walcheren, dat ik op een bootreis van Rotterdam had geschreven en dat in Juni geplaatst werd. De besluiten, de justeerloonen van de gewichten regelende, werden dit jaar herzien, en verschillende omstandigheden wezen op het wen- schelijke eener reorganisatie van het ijkwezen 1M. Dit gaf aanleiding dat ik enkele Voorstellen en opmerkingen over den ijk schreef en drukken liet en aan den Minister en belangstellenden toestuurde. De minister zond mij daarvoor eene beleefde dankbetuiging. Met den nieuwen cursus werd aan de Industrieschool60 onderwijs in de praktijk verbonden, waarbij zich voor al mijne medeleden J.J. van Uije en Andr. Magielse verdienstelijk maakten. Benoemd tot conservator van het oudheidkundig kabinet van het Z.gen.155, maakte ik die wel wat verwaarloosde verzameling in orde. Door de flinke medewerking van het Bestuur werden de kamers aan merkelijk verbeterd en kon in den loop des jaars een catalogus der oud- en zeldzaamheden worden gedrukt. 1862 Met het jaar 62 had er een reorganisatie plaats van het bestuur van het Zeeuwsch genootschap 15S. Het perpetueel Comité maakte plaats voor een Uitvoerend bestuur, waarvan ik tot lid en tevens tot biblio thecaris werd benoemd. De aanneming dier veelomvattende betrekking is een belangrijk feit in mijn leven geweest en, om zoo te zeggen, het zwaartepunt mijner verdere studiën geworden. Overtuigd dat ik onein dig veel miste om die opdracht behoorlijk te vervullen, en o.a. een sukkel in de bibliographie en in het zoonoodige latijn, kon ik tegen die vele te kortkomingen slechts goeden wil en ijver stellen, terwijl ik re kenen mocht op den steun mijner medeleden in het bestuur Pekelharing en Lantsheer. Nauwelijks was ik begonnen om de boeken wat uit te zoeken en te leeren kennen om de grondslagen te leggen van een nieuwen catalogus, waaraan dringend behoefte bestond, daar de in 1845 gemaakte boeken lijst niet meer voldeed, of het bericht kwam dat Koning Willem III aan Zeeland een bezoek brengen zou. Nu moest alles weer verzet wor den en de best geconserveerde banden en belangrijkste boeken, zoo veel mogelijk, op de meest in het oog vallende plaatsen worden gezet. Die moeite was niet te vergeefs, want de Koning gaf bij zijn vrij lang durig bezoek herhaaldelijk zijne tevredenheid over de nette inrichting te kennen. 90

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1977 | | pagina 88