Van die reis des Konings is zooveel geschreven dat het onnoodig is
om er hier veel van te vertellen. Een schier onafgebroken reeks van
dinées, dejeunées en soirées (waarvoor de burgemeesters kommandeur,
officier of ridder van de Eikenkroon zijn geworden) hielden den Vorst
doorgaans "onder de champagne" wat dikwijls goed te merken was en
hem altijd aan te zien was. Met groote handigheid wist dhr. v. Lynden
opkomende donderbuyen te doen overdrijven, zoo als in het Museum,
waar de onhandigheid van dhr. v. Hennekeler, door 't onverzichtig
prijzen eener te Berlijn vervaardigde balans van het Natuurk. gezel
schap 90, die volgens den koning minstens even goed te Arnhem wer
den gemaakt, eene kortstondige booze luim te voorschijn riep. Soms
sloeg Willem den spijker toevallig op den kop, gelijk te Westkappel,
waar hij tegen het lid der dijksdirectie den langen, dikken, goedigen
Hein van Deinse opmerkte "dat het verstand niet altijd in de grootte
zat".
Meermalen kwam ik met den Koning in aanraking en ook in de ge
legenheid om bij de audiëntie dank te zeggen voor de bescherming en
steun, dien ik tijdens mijn verblijf te Delft en daarop gevolgde plaat
sing ondervonden had. Ook op de soirée bij den Commissaris des
konings was ik tegenwoordig.
Voldoening had ik van het besluit om de schilderij van Schutz, voor
stellende de komst des konings in Zeeland voor f. 300 aan te koopen
door bijdragen van 25 ets en aan Z.M. aan te bieden. Ik was lid en
secretaris en de oude Heer mr J. van Reigersberg Versluys, voorzitter
der commissie. De zaak slaagde naar wensch en in 1863 werd de
schilderij op het Loo aan den koning geschonken.
Nog veel meer genoegen dan dat vorstelijke bezoek gaf mij het XVÏÏe
Landhuishoudkundig congres 74 in Juni gehouden. In de eerste samen
komst werd ik benoemd tot secretaris der Staathuishoudkundige af-
deeling, waarvan de Algemeene voorzitter dhr. Sloet tot Oldhuis pre
sident was. De waardeering van dien waardigen man, waarmede ik
steeds in vriendschappelijke betrekking gebleven ben, woog ruim
schoots op tegen het bezwaar om tusschen de afleidingen der feeste
lijkheden en rijtoeren door een dragelijk verslag samen te stellen. Dat
het hart welsprekend maakt, gevoelde ik toen ik bij den gemeenschap-
pelijken maaltijd een feestdronk instelde op het "Vaderland" en in de
laatste algemeene vergadering voorstelde om het portret vdhr. Sloet
vóór het verslag te plaatsen.
Eene commissie op mijn voorstel door het Z.gen. benoemd, om te
overwegen hoe door een eenvoudig gedenkteeken de herinnering aan
het verblijf van Ph. van Marnix te Souburg 34 kon worden bestendigd,
bleef sleuren en slepen tot dat de Antwerpeners ons het werk uit de
handen hebben genomen.
In de maand Augustus, deed ik met mijne vrouw en zwager F. Er-
91