DE EERSTE PUBLICATIES VAN JACOB CATS 1593- 1598) door R. Breugelmans Sinds geruime tijd, al is in een van de drie gevallen niet meer precies uit te maken hoe lang, bevinden zich in de Leidse Universiteitsbiblio theek drie vroege, zo niet de vroegste, publicaties van Jacob Cats Ze verschenen onder de "pseudoniemen" Jacobus Adriani Brey, Jaco bus Felisius en Jacobus Felinus. Pas kort geleden werden er twee van de drie als zodanig herkend, terwijl Molhuysen in één van die twee gevallen een aanwijzing had gegeven 2. De afwijkende namen kunnen als volgt worden verklaard: Breyde is de meisjesnaam van Jacobs moeder, als Jacobus Breide liet hij zich als student aan de Leidse Universiteit inschrijven3. Felisius en Felinus zijn afleidingen van het Latijnse fe!is=kat. Jacobs oom, Matthijs, een geleerde Franciscaan, publiceerde theologische werken onder de naam Matthias Felisius Later heeft Jacob "Felinus" als latinisering van zijn naam aangeno men 5. De eerste publicatie, een Latijns lofdicht op Johannes Antonii, be vindt zich als fol. 74 en 75 in bundel 352 van het Archief van Senaat en Faculteiten (ASF), een verzameling theses en lofdichten door en op Leidse studenten, en bijeengebracht door Bonaventura Vulcanins in zijn functie van secretaris van de Leidse Senaat6. De tweede, een Latijns lofdicht op het huwelijk van Galenus van der Laen en Fran- $oise van Haemstede, is als twaalfde gebonden in een convoluut van 16 vergelijkbare stukjes (signatuur 1370 E 19), en de derde is een van de talloze disputaties die om der oefening wille aan de Leidse Univer siteit verdedigd werden, een praktijk waaraan ook Cats zich onderwor pen heeft 7. Vermoedelijk is het boekje vrij kort na verschijnen in de bibliotheek gekomen (signatuur 236 A 81). Alvorens ik nadere bijzonderheden over deze publicaties verstrek, lijkt het me nuttig nog even een korte beschrijving van Cats' jeugd te geven. Hij werd op 10 november 1577 in Brouwershaven geboren, bleef daar tot zijn elfde jaar en bracht vier jaar door op school van Didrick Kemp te Zierikzee. Uit Twee en tachtig-jarig leven weten we dat een medescholier hem enthousiast maakte voor de dichtkunst, en dat de eerste proeven daarvan in het Latijn gesteld waren: lek had eens menig vers in Roomsche taal geschreven, En daar toe wierd ick eerst geweldig aangedreven, Maar ick verloor hier van by na de gantsche smaack, En in de Zeeusche taal kreeg ick een nieuw vermaack. Uit de twee laatst geciteerde regels kan ik niet opmaken wanneer Cats in het "Zeeuws" ging dichten: nog in Zierikzee of later. Van Zierik- 212

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1977 | | pagina 214