CORN ELIS PLOOS VAN AMSTEL EN DE
EERSTE JAREN VAN HET GENOOTSCHAP
door Jhr. G. Ploos van Amstel
In februari 1758 huurt de jonge firmant van de Amsterdamse houthan
del Bontekoning Aukes en pas benoemde makelaar Comelis Ploos'
van de gefortuneerde wijnhandelaar Barent Hooghart op de Klove
niersburgwal een huis "waar de Koperberg in de gevel staat". Dit staat
een paar huizen van de zijstraat Rusland vandaan. Hij richt het huis in
samen met zijn a.s. bruid Elisabeth Troost, dochter van de - inmiddels
overleden bekende 18de eeuwse schilder en tekenaar Comelis
Troost. Ploos richt er ook een atelier in voor zijn werkzaamheden in de
teken- en prentkunst.
Niet ver van "De Koperberg" vandaan woont op de Kloveniersburg
wal in die tijd de aanvallige 21-jarige Margaretha Leuveling2, die op 31
maart 1758 in ondertrouw gaat met de predikant in 't Waal, Justus
Tjeenk (1730-1782), die aantekent op acte van Ds. Johannes Munten
dam, predikant van Schalkwijk. Het is heel goed mogelijk dat Cornelis
Ploos in die tijd Margaretha en Justus heeft leren kennen of reeds
kende. Dit zou dan het latere vriendschappelijke contact tussen Corne
lis en Justus vergemakkelijkt kunnen hebben.
Ds. Justus Tjeenk komt in juni/juli 1765 als predikant van de Engelse
gemeente naar Vlissingen. Hij is vol energie en legt in korte tijd contac
ten met een twaalftal belangrijke personen, waaronder vijf predikanten
uit verschillende kerkgenootschappen. Deze personen waren genegen
tot het leezen der Fransche tijdschriften en van sommige geleerde
werken in die taal, [enj besloten tot een maandelijksche bijeenkomst,
om daar in met malkanderen te beraadslagen, welke schriften men
zou goed keuren om gelezen en ovenvogen te worden3. Eind juli 1765
wordt de zogenoemde "Fransche leessociëteit" opgericht.
Het aantal leden van de sociëteit breidt zich enigermate uit. Al gauw
(30 oktober 1765) komt bij Tjeenk en Jan Jacob Brahé (predikant van de
gereformeerde gemeente van Vlissingen) de gedachte op de werkzaam
heden van de sociëteit meer ten algemene nutte te doen zijn4. Zij
rekenden het van het allergrootste belang en goed vooruitzicht, wan
neer mannen van aanzien en kundigheid vrijwillig samenspannen om,
met vereenigde macht, alles naar hun vermogen toe te brengen, wat
eenigzins kan strekken tot uitbreiding van 't rijk der waarheid en deugd,
ten nutte van 't gansche menschdom en in 't bijzonder van hun Vader
land. Trouwens zij [de genootschappen] dienden tot bevestiging
van den geopenbaarden Godsdienst, volmaking der regeringswijze,
beschaving der vaderlandsche letterkunde, opheldering der geschiede-
185