te maaken, wanneer zij zulks begeeren'14. De volksvertegenwoordigers moeten het volk ook daadwerkelijk representeren en het vertrouwen van de bevolking genieten (art. III-IV). De 'wezenlijke Souverainiteit' berust bij het volk (verge lijk de Grondwettige herstelling). Daar het volk het bestuur niet zelf kan uitoefe nen, doen de onderscheidene colleges en departementen dat namens de inwo ners van de verschillende steden en landen der Republiek. Middels adressen en requesten heeft de bevolking wel inspraak. Bovendien zal het recht van vrije me ningsuiting 'onschendbaar gehandhaafd worden' (art. V). Naast de regerings colleges dient een college van burgergecommitteerden te bestaan, wier voor naamste taak zal zijn 'een waakend oog te houden op de handhaving der rechten en privilegiën' en 'op vastgestelde tijden onderzoek te doen naar het bestuur der Geldmiddelen'(art. X). We moeten deze colleges vooral als lokale instellingen zien. Artikel IX bepaalt dat iemand slechts in de (stads)regering benoemd kan wor den indien hij een bepaalde tijd aan militaire oefeningen in een burgercorps of schutterij heeft deelgenomen. Het Leids Ontwerp wil een grotere vrijheid en een samenwerkingsverband tussen regenten en burgers, maar blijft steken op plaat selijk niveau. Een wijdere blik, verder dan de eigen stadsgrenzen, ontbreekt. Colenbrander merkt hier zeer juist over op: 'Men ziet, hoe weinig er sprake is van een staatsomwenteling in het groot. De burgers willen meester zijn van de regeering hunner stad: is niet de Republiek zóó ingericht, d^. zij het daardoor te vens worden van die van het land? Over de staatslichamen van provincie en ge neraliteit nog nauwelijks een woord...15 [in het Leids OntwerpP.S.]. Het Leids Ontwerp ligt hiermee duidelijk in het verlengde van de Grondwettige herstelling. Beide werken getuigen van een federalistische aanpak avant la lettre; vooral stedelijke en in mindere mate provinciale zaken komen aan de orde. Men blijft particularistisch denken, vandaar dat de hervormingsbeweging in talrijke provinciale en plaatselijke beweginkjes uiteenvalt. Landelijke staatsorganen worden nauwelijks belicht. Alleen Van der Capellen met zijn Aan het volk van Nederland (let op de titel!) wijkt hier vanaf. Zijn boek je getuigt van een meer nationale aanpak. Wat is er nu van de in voornoemde geschriften ontvouwde gedachten in de prak tijk terecht gekomen? 3.2 De praktijk De gebeurtenissen in Utrecht zouden voor het gehele land beslissend worden. Utrecht met z'n universiteit - waar een Bellamy, die patriotse strijdzangen publi ceerde, en een Quint Ondaatje, oprichter van een exercitiegenootschap, stu deerden - was de plaats waar in december 1784 een eerste nationale vergadering van vrijcorpisten plaatsvond. Niet alleen waren alom vrijcorpsen of exercitiege nootschappen opgericht, ook trachtten overal burger-gecommitteerden invloed in de stedelijke regeringen te verkrijgen (Deventer liep hiermee in 1782 voorop; spoedig volgden allerlei andere steden, Utrecht in 1783). Ernstige woelingen vonden plaats te Den Haag (1782), Rotterdam en Leiden (1783). Geyl merkt terecht op dat de hervormingsdrift der burgers vooral beperkt bleef tot hun eigen stadHet gevolg was dan ook eigenlij k zeven hervormingsbewegin gen, binnen iedere provincie, met talloze stedelijke conflicten, onder eigen bij zondere omstandigheden16. Een ware omwenteling kwam in augustus 1786 in 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1984 | | pagina 102